1. India 2007: Op het nippertje... (12-11-1007)
In November 2007 konden we voor de eerste keer op vakantie sinds onze start bij Stanley Safari Lodge. Nu is er er heel veel te zien in Afrika maar geloof me, na zoveel maanden in Zambia met Zambianen te hebben gewerkt wil je wel eens wat anders. Waarheen dan? We puzzelden wat af. Natuurlijk was heel belangrijk om een bestemming te zoeken waar ook Kiora plezier aan zou beleven. En tegelijkertijd het reizigersbestaan met de paplepel kreeg voorgeschoteld. Madagascar en Marokko vielen af, werd te duur. Syrie & Jordanie stelden we nog even uit. Azie dan? Maleisie en Indonesie vielen af, het was er regenseizoen. Dus werd het India. Omdat Marieke al eens heel stoer met de motor door Zuid-India was getrokken richtte ons vizier zich nu op Noord-India. Rajasthan werd ons doel. Een toeristisch populaire bestemming hetgeen betekende dat als er zich problemen met Kiora zouden voordoen er voldoende hulp te vinden was.
Via Outsight Travel in Nederland, een internet-reisbureau in Nederland, regelden we accommodatie en vervoer vooraf, een luxe maar geen overbodige met een 2-jarige op sleeptouw. We keken uit naar een levendige en kleurrijke bestemming. Velen zeiden dat we gek waren om naar India te gaan met Kiora, maar wij geloofden er wel in. Inclusief tijgers kijken!
Tot en met de laatste dag voor de vakantie werkten we. Uitgeput wilden we onze laatste avond gezellig een film kijken in bed met onze laptop. Daarvoor moest ik de stekker in het stopcontact steken die zich onder het bed bevond. Op de tast probeerde ik dat maar ineens voelde ik iets nats op mijn hand. In een reflex trok ik mijn hand terug. Ik weet nog steeds niet waarom maar meteen dacht ik aan een slang. Dit gebied is immers erg in trek bij de Mozambiquen Spitting Cobra, een cobra-soort die gif over een afstand van 4 meter kan spuwen.
Marieke verklaarde me voor gek en lachte erom, en ik twijfelde aan mezelf. Ik vroeg haar toch maar eens onder het bed te kijken met een zaklamp en allejezus, daar lag doodleuk een cobra in het felle licht te staren! We schrokken ons een hoedje en Marieke waarschuwde het personeel. Ik lag nog naakt op bed met mijn contactlenzen uit dus dat was een wat komische situatie met een cobra onder het bed. Het personeel had de cobra al snel gevonden (jaja, inmiddels had ik wat aangetrokken) en met een lange stok werd het beest doodgeknuppeld. Tja, ik laat zo‘n dier liever leven maar dan niet onder mijn bed he! Het was een mooi dier van een meter lang. En gelukkig had het dier ervoor gekozen om te spuwen en niet om te bijten.
Nadat we het bloed hadden opgeruimd konden we alsnog een film kijken in bed. Was ons toch bijna een vakantie door de neus geboord. Met een cobra in je hand zou het toch bye bye India geweest. Eens te meer een bevestiging van ons levensmotto: geniet van het leven zolang het duurt! Dus zouden we extra gaan genieten van India. Want dit was letterlijk op het nippertje...
...en India is ook berucht vanwege haar cobra‘s!
2. Pandemonium India (13-11/15-11-2007)
India. Men zegt dat je ervan houdt of dat je het haat. Maar een ding staat vast: eenieder zegt bij terugkeer "nooit meer" om na enige tijd India als zeer indrukwekkend te bestempelen. En dat geldt voor doorgeslagen backpackers die terugkomen met oranje gewaden en een rode stip op het voorhoofd als rijke Amerikanen die een stilte-cursus in de Himalaya doen en pas mogen spreken als ze de gepeperde rekening dienen te betalen aan hun verheven cursusleiders.
Het ergste van het ergste in heel India zou het noorden zijn, daar waar we beiden nog nooit geweest waren. We werden gewaarschuwd: vies, slecht voor Kiora, armoede, bedelaars, veel lastig gevallen worden etc etc. En het klopte allemaal. Maar hoor je ook wel eens over de vriendelijkheid van de Indiers, de kleurrijkheid van Rajasthan, de (positieve) aanslag op al je zintuigen, het lekkere eten? Ook dat klopte allemaal. We zouden beginnen in Delhi dus daarmee vielen we met onze neus in de boter. De hoofdstad van een land met 1,2 miljard inwoners en in 2050 met een geschat aantal van 2 miljard inwoners verreweg de grootste populatie op aarde.
Na een vlucht via Lusaka en Addis Abeba (Ethiopie) kwamen we aan in Delhi. Maar: geen chauffeur. Dat begon al goed met Outsight. Vier keer liepen we een rondje langs tientallen Indiers die een naambordje omhoog hielden en ons hoopvol aanstaarden. Helaas. Dus eerst maar eens wat geld wisselen en dan kijken of we een taxi konden vinden. Na een half uur kwam Marieke melden dat ze toch onze chauffeur had gevonden. Het verkeer had tegen gezeten (waar hebben we dat meer gehoord?). Ramvir (zo heette de beste man) bracht ons naar zijn bolide: een doperwt die het hield midden tussen een Mini en een Renault 5. Met al onze bagage propten we ons erin en konden we er vrolijk om lachen. Gelukkig zou het niet onze auto worden voor de komende 3 weken, toch? "Yes yes, same car same driver, 3 weeks". Dat was lachen joh!
Over het verkeer in Delhi is genoeg geschreven denk ik. En met alle reden. Het verkeer in Delhi kent geen regels. Nu zijn we al best wat gewend dus verbaasde het ons niet al te zeer, alhoewel de Indiers het wel heel bont maken. De belijning op de straten wordt volledig genegeerd (we zagen op nieuw aangelegde wegen dan ook geen lijn meer terug) waardoor een 2-baansweg bij voorkeur tot een 5 tot 7 baansweg werd gebombardeerd. Tussen alle auto‘s lopen dan heilige koeien, bedelaars, fietsriksja‘s, motorriksja‘s, brommers, motors, scooters en loopwagentjes. Op de een of andere manier loopt alles wel want heel veel ongelukken hebben we niet gezien. Bewonderenswaardig, want een ‘heer in het verkeer‘ heeft ongetwijfeld geen vertaling in het Hindi. Jezus, wat een asociale bende. Rekening houden met elkaar bestaat hier niet, het is ieder voor zich. Overigens niet alleen in het verkeer, het geldt haast voor alles bij onze Indische gastheren.
Maar goed, Ramvir mag dan in een doperwt rijden, hij loodst ons wel vakkundig door de chaos heen. Toch een goede zet van Outsight Travel? We besloten Ramvir verder te testen. Ramvir, what about the fog in Delhi? Is it mist or pollution or smoke? "No no no, no smoking I." Uhh, je bedoelt? "No smoking I.". Nee nee we bedoelen wat is deze mist? "OK.". Nee, ik bedoel het als vraag? "OK.". Is het dan pollution? "OK.". En dat ging zo‘n 5 minuten door. Meer dan OK kregen we er niet meer uit. We gaven de moed op. Toch niet zo‘n goede zet van Ousight Travel. Zaten we met een chauffeur opgescheept voor 3 weken die geen woord Engels behalve OK.
Wat ga je dan doen in zo‘n mega-stad als Delhi? De stad verkennen. Dat bestaat uit 2 delen: de stad "proeven" en wat bezienswaardigheden af. Eerst maar proeven dan. We zaten in de drukke wijk Karol Bagh en liepen een aantal straten af. Natuurlijk werd er volop gestaard maar dat wisten we al wel en waren we gewend van andere landen. Maar Kiora stal de show. Hallo baby, werd er overal geroepen. Vrouwen sloegen vertederd de handen voor de mond en mannen namen die moeite nog niet eens, die bleven gewoon met open mond staren. Kiora kon het allemaal niet deren. Die kwam ogen en oren tekort. Met al die duizenden Indiers op straat en al die toeterende auto‘s en brommers was het haar een overdosis voor de zintuigen. Die slaapt straks wel, zo dachten we. Mis dus; ‘s nachts spookte ze tot middernacht rond als gevolg van het tijdverschil.
De volgende dag was het tijd voor de bezienswaardigheden. Eerst maar eens het rode fort. Door de "mist" (dit is dus echt luchtvervuiling, ongelooflijk je ziet niet verder dan 500 meter) konden we nog niet eens het hele fort zien. Het fort was leuk maar ook niet meer dan dat. De supergrote moskee in Old Delhi was indrukwekkend maar we waren meer bezig om Indiers bij Kiora weg te slaan dan rond te kijken. Hele families stonden in rijen klaar om Kiora op te tillen en foto‘s te maken, of we het nu goedkeurden of niet. Van tevoren hadden we afgesproken dat foto‘s mocht maar optillen niet. Nou, daar waren de meeste Indiers het niet mee eens en men was meer dan eens verbolgen. Maar over het algemeen waren de Indiers heel vriendelijke mensen. Kiora overigens hanteerde na verloop van tijd haar eigen tactiek: ze weigerde gewoon te poseren voor de foto. Ze draaide zich om of liep weg en soms zei ze gewoon "enough". Hilarisch om te zien hoe zo‘n klein meiske al duidelijk kon maken waar haar grenzen lagen (mama, die grote mensen knijpen in mijn wangen).
‘s Middags zagen we dan eindelijk iets wat we echt de moeite waard vonden: Qutb Minar, ruines met de Indiase versie van de toren van Pisa als hoogtepunt. Erg mooi. De tombe van Humayun de volgende morgen vonden we weer wat minder, terwijl de parlementsgebouwen wel weer imponeerden.
En zo verlieten we Delhi voor ons volgende doel: Agra. Een van de 7 architectonische wereldwonderen lag daar op ons te wachten: de Taj Mahal.
3. De Gouden Driehoek van India (16-11/19-11-2007)
De driehoek tussen Delhi, Agra en Jaipur wordt ook wel de gouden driehoek van India genoemd. In Agra hadden ze daar ook goede reden toe: de prachtige Taj Mahal. En dat was onze volgende doel.
Op ons gemakje verlieten we Delhi, bezochten wat tempels onderweg en namen de tijd voor een lunch. Immers, de hele volgende dag zouden we de tijd hebben om de Taj te bezoeken. Maar om 15:00 uur had Ramvir een verrassing voor ons. "Taj closed Friday". Uhhh, je zegt? "Taj closed Friday". Maarre, is het vandaag niet donderdag? "Yes yes, Taj closed" bevestigde Ramvir ons tevreden. We konden hem wel de nek omwringen. Deden we de hele dag op ons gemakje terwijl we al vroeg in Agra hadden kunnen zijn. Hoe maak je in godsnaam duidelijk aan deze man dat je niet voor niets de halve wereld bent afgevlogen? Dat je hier niet bent om erachter te komen dat de Taj op vrijdag gesloten is? Ramvir begreep er natuurlijk geen snars van, alhoewel hij deze keer iets dieper het gaspedaal intrapte.
Een uur voor zonsondergang bereikten we Agra en meteen gingen we door naar de Taj. Ramvir dropte ons in de stad en snel stapten we over in een fietsriksja want "het was maar liefst een paar kilometer lopen". Driehonderd meter verderop was het alweer gedaan en tevreden incasseerde de riksjarijder een maandsalaris van deze gehaaste Nederlanders. Maar we zetten alles op alles om de Taj nog te zien! De moed zonk ons in de schoenen toen we bij de poort naar de Taj een halve kilometer lange rij zagen staan. Dit zou minimaal een uur gaan duren! We hadden er tabak van en lieten de Taj de Taj. Voor vandaag was het gedaan.
Voor de volgende dag hadden we de Lonely Planet goed bestudeerd en kwamen we met een ander plan op de proppen. We wilden naar Megab Bag, welke tuin aan de andere kant van de Yamuna rivier lag met vrij uitzicht op de Taj! Ramvir wist niet waar we het over hadden; de beste man had blijkbaar nog nooit mensen in zijn auto gehad die zelf het initiatief namen. Wilden we dan echt niet naar een tapijtfabriekje? NEE. Dus reden we door Agra heen dat soms wel drukker leek dan Delhi. Via een brug waar duizenden tegelijk overheen staken (het is een wonder dat de brug er nog staat) bereikten we Megab Bag. Inderdaad een mooie uitzicht op de Taj...als er niet zoveel lichtverontreiniging was! Door flarden mist zagen we de contouren van de Taj. Ramvir keek zijn ogen uit, hier was hij nog nooit geweest.
In de middag namen we een kijkje in het Rode Fort van Agra en warempel, die was erg de moeite waard. Veel indrukwekkender dan die van Delhi EN een mooi uitzicht op de Taj. Toen het donker begon te worden vroegen we Ramvir ons af te zetten in de bazaar van Agra (het oude deel) waarop de beste man erg nerveus werd. Ook dit was nieuw voor hem; wie wilde er nu in hemelsnaam naar oud Agra als het donker was? Waarom niet naar een van die steriele staatsrestaurants toe? Heel irritant, die Ramvir. Wij kregen onze zin en wat was het leuk om op het dak van een aftands hotelletje te genieten van een simpele maaltijd terwijl in de verte de Taj stond.
Wel erg jammer was het dat die avond het heilige feest Happy Dewali voor onze hotelkamerdeur moest worden gevierd. Tot 2 uur ‘s nachts werd er namelijk vuurwerk afgestoken...zucht...
...en de volgende morgen een nog grotere zucht. Want om 5:30 ging de wekker af om nog juist voor onze rit naar Ranthambore toch nog even de Taj te kunnen zien. Met onze ogen in de slaapstand (Kiora, je oogjes moeten nog even aan het licht wennen! Jaja, papa, oogjes moeten rennen) sloten we aan in de nu wel heel korte rij voor de Taj. En daar was hij dan. In volle glorie. En eerlijk is eerlijk, heel erg indrukwekkend. En sprookjesachtig. En romantisch. Gebouwd door een keizer uit liefde voor zijn overleden vrouw (let wel, het was zijn tweede vrouw die stierf tijdens de geboorte van hun 14e kind!). Van elke kant is de Taj symmetrisch, een architectonisch hoogstandje. Het publiek vocht om de beste foto‘s te nemen en dat leverde heel wat hilarische momenten op. Mensen die elkaar duwden, die ruzie kregen omdat ze pal voor hun fototoestel gingen staan en ga zo maar door. Wat zijn we toch vredelievend met zijn allen in de schaduw van een wereldberoemd monument voor de liefde.
Na de Taj snel terug naar het hotel, inpakken, ontbijten en hup op weg naar Ranthambore. Want we gingen tijgers zien! Een van mijn langgekoesterde hartewensen om tijgers in het wild te zien. Ranthambore zou een van de beste plekken in India (en de wereld) zijn om deze wondermooie katten te kunnen zien. Onderweg stopten we bij de verlaten stad Fatehpur Sikri voor een bliksembezoek. Hij was inderdaad verlaten en daarmee maar een dooie boel, zo vonden wij. Maar goed, volgens ons kaartje van de Taj mochten we er gratis naar binnen omdat we dus al de Taj bezocht hadden. Dat klopt, zei de kaartjesknipper bedaard, maar u moet wel de tax betalen. En laat die nu 25x zo hoog zijn als de tax! Slimme jongens die Indiers!
4. De tijgers van India (20-11/23-11-2007)
De weg naar Ranthambore was deels gloednieuw dus konden we flink doorrijden. Ramvir echter vond dit maar vreemd. Hij hoefde niet meer om de 5 seconden op de rem te trappen of te toeteren. Hij vertoonde dan ook serieuze ontwenningsverschijnselen. Zonder enige aanleiding drukte hij om de 5 minuten ineens het rempedaal in of toeterde terwijl er niemand in een omtrek van 5 kilometer was te bespeuren. Arme man.
Ranthambore National Park is een van de beste plekken ter wereld om tijgers in het wild te zien. Daar waren we dan ook voor gekomen. Maar met ons hele hordes toeristen, waarvan velen lawaaierige Indiers waren. Nu hadden we helemaal geen zin om op een auto te zitten met 10 andere schreeuwende en telefonerende Indiers, dus vroegen we om een eigen jeep te boeken. Dat was dus niet meer mogelijk. In India doen ze alles een beetje anders dan in Afrika. Je kon wel een gamedrive maken op een prive-jeep, maar die waren al 6 maanden van tevoren volgeboekt. Dat was Outsight ons even vergeten mee te delen. Bravo! De enige optie was daarom een canter, een 4x4 truck die gerenoveerd was tot game-drive auto. Met in totaal 26 plaatsen!!! Dus daar gingen we op weg, om 6 uur in de morgen voor onze eerste game-drive, op een canter met 24 Indiers...
De geschiedenis van de tijgers in India (en wat dat betreft overal ter wereld) is niet bepaald de meest rooskleurige. Het dier werd in de oudheid door de lokale bevolking bejaagd uit angst en de Britten bejaagden het dier uit puur plezier. Nu dat het dier is beschermd (van de 12 soorten op de hele wereld zijn er waarschijnlijk al 5 uitgestorven) kent het dier nog steeds haar vijanden. De chinezen dichten alle onderdelen van het tijgerlichaam sexueel stimulerende eigenschappen toe (afrodisia) en daarmee is het dier vogelvrij verklaard. Een beetje chinees van 80 jaar betaald gauw een vermogen om hem weer omhoog te krijgen. Een Indier kan dus een jaarsalaris verdienen door een tijger te schieten... Toch is India het land bij uitstek om het dier nog te zien. In Zuid-Oost Azie en Indonesie is dat nagenoeg onmogelijk. Van de Bengaalse tijger (want daar hebben we het in India over) leven er nog enkele duizenden. En Ranthambore was the place to be. Een jongensdroom kwam uit...
De eerste gamedrive bracht ons naar de gate van het park. Daar kozen de rangers een van de 6 verschillende zones in het park. 2 Nederlandse Zambianen en 24 Indiers keken gespannen de bush in. Na reeds 4 minuten zagen we een andere canter stilstaan. Alle inzittenden wezen naar links en warempel, daar dook zowaar een echte tijger uit de bosjes op, keek ongeinteresseerd naar de 2 trucks, liep voor de autos langs en verdween weer in de bush. Dat was niet normaal meer, amper 5 minuten in het park en pats boem onze eerste formidabele wondermooie geweldige tijger. Wat een mooi beest! Vol goede moed reden we door en hoppa, 5 minuten later was het weer raak. En deze keer voor ons alleen. Een fraaie volwassen tijger kwam ons tegemoet, liep langs de truck, bleef even poseren in het bleke ochtendzonnetje en liep vervolgens de bush in. Jezus, serveren ze hier tijgers op een dienblaadje? Nog anderhalf uur reden we door het park en zagen we sambarherten, white spotted deer, pauwen, parkieten, wilde zwijnen, black tailed mongoose en ander vogelgespuis. In extase keerden we terug naar het hotel en genoten van een welverdiend ontbijt. Ook Kiora was helemaal in de wolken met haar tijgers. Weer eens wat anders dan leeuwen...
In de middag gingen we weer op pad. Kiora kon niet wachten. Na de "Tas Maral" waren "Tigers" nu haar favorieten. Deze keer gingen we een andere zone in, een veel mooiere met veel meren en mooie vergezichten. Veel fotos maakten we van krokodillen, herten en vogels onderweg maar...geen tijgers. Hadden we dan zoveel geluk gehad op onze eerste drive? Bijna verlieten we het park als we een hele horde andere autos zien staan. Er waren weer tijgers gezien. Ons geduld werd beloond met een moeder tijger en een van haar jongen. Wat een schouwspel. Niet alleen voor ons maar ook voor de 200 andere kijkers op 10 trucks...
Van de daaropvolgende dag verwachtten we niet al te veel, we hadden al zoveel geluk gehad. Dat bleek wel uit gesprekken met andere hotelgasten, die geen enkele tijger hadden gezien in 4 dagen tijd. Maar toch zagen we in de morgen weer 2 tijgers 5 minuten na binnenkomst, deze keer de 2 jongen die speelden in het hoge gras. De rest van de drive viel wat tegen hetgeen vooral te wijten was aan de gids: zooooooo slecht. Ze kunnen nog heel wat leren in India van de gidsen in Afrika. Wie had dat gedacht. In de middag geen tijgers maar een lange rit over slechte wegen door de hooglanden. Dat was een mooie afsluiter. De daaropvolgende ochtend sloegen we over, want Kiora begon tijger-vermoeidheid te vertonen en bovendien was ze het hotsie-knotsie rijden helemaal zat.
Was Ranthambore wat we ervan verwacht hadden? Ja en nee. We hebben tijgers in het wild gezien en we hebben zelfs veel geluk gehad, dat realiseren we ons. Echter, door de massale aanpak verliest het geheel veel aan romantiek hetgeen juist zo uniek is aan de situatie in Afrika (op een paar overbezochte parken na). In Afrika immers mag je je meestal verheugen in ‘jouw‘ leeuw of luipaard zonder 10 andere auto‘s erbij (ok, met uitzondering van de masai mara en kruger). In Ranthambore is het een ware rat-race op zoek naar DE tijger. Met name de Indiase gasten willen een tijger zien en zijn weinig geinteresseerd in iets anders. Als ze eenmaal een tijger zien zijn ze zo opgewonden dat Vishnu ze nog zou horen in de Indiase hemelen (of waar die dan ook zit). Zeker op een canter met 20 anderen. Overigens: groot voordeel van de canter is dat je erg hoog zit, zeker als je gaat staan hetgeen goed uitpakt voor fotografie.
5. Rajasthan, van Jaipur naar Udaipur via Jodhpur (23-11/30-11-2007)
Na al het tijgergeweld brak eindelijk dat deel van de reis aan waarvoor we eigenlijk hadden gekozen: Rajasthan, de noorwestelijke staat van India welke zo bekend staat om haar kleurrijkheid (met name de vrouwen). Jaipur, de hoofdstad van Rajasthan, was ons eerste doel.
De rit van Ranthambore kostte zo‘n 4 uur. Jaipur was druk, dat wel, maar maakte als stad een veel betere indruk dan Delhi en Agra. Veel authentieker, veel meer het echte India. Ook ons hotel voldeed aan die verwachting: Hotel Palace Bissau, oude vergane glorie uit Maharadja‘s tijden maar o zo leuk en indrukwekkend. Diezelfde middag reden we naar het Fort Mahargarn op de heuveltop met mooi uitzicht op de stad bij zonsondergang. Jaipur wordt ook wel de roze stad genoemd maar dat viel vanaf het Fort nauwelijks te zien. Alleen de oude en nieuwe stadsmuren herinneren daaraan, de rest van de woningen is een bonte kakofonie aan kleuren.
Ramvir, onze chauffeur, had de volgende dag een heel programma in gedachten dat met name bestond uit allerlei forten en paleizen en tempels. Kortom, het oude vertrouwde toeristenrondje. Hij zou er ook nog een tapijtenfabriekje tegenaan gooien. Nou nee, dankjewel. Jasses, wat een foute voorstellen. Nee Ramvir, geniet jij maar lekker van je vrije dag, wij gaan zelf wel de oude stad in. Huh, alleen? Jawel, alleen. Ramvir verschoot van kleur en begreep er niets van. Maar wij wel. Heerlijk struinden we over straat met honderden Indiers die ons met open mond aanstaarden of ons ronduit uitlachten. Dat laatste waarschijnlijk vanwege de rugdrager waarin ik Kiora rondzeulde. Zoiets hadden ze natuurlijk nog nooit gezien. Uiteindelijk belandden we toch in een tapijtenzaak waar we 2 uur lang de meest fantastische maar ook de meest afzichtelijke kleden getoond kregen. Onder het genot van een Indiaas kopje thee kozen we uit wat we mooi vonden en onderhandelden als alleen echte Nederlanders kunnen. Kiora vermaakte zich inmiddels met alles uitpakken tot groot verdriet van het personeel want die moesten alles weer inpakken.
Als Jaipur een voorbode was van wat Rajasthan te bieden had dan lustten we er nog wel meer van. In 3 uurtjes reden we naar Pushkar, normaal gesproken een slaperig stadje tussen de bergen in de woestijn, nu echter een drukke verzamelplaats van alles wat kamelen te maken had. Jawel, je leest het goed, kamelen. Pushkar kent elk jaar in november de grootste kamelenmarkt ter wereld (zo zegt men). Alle stammen uit de bergen en dorpjes komen dan naar Pushkar om kamelen te kopen en/of te verkopen. EN om te feesten. Natuurlijk komen daar weer hordes toeristen op af, zowel van buitenlandse als Indiase komaf. Het resultaat was een mix van authentieke Indiase traditie en plat toeristenvermaak...en het was o zo leuk. De hoofdstraat van Pushkar veranderde in een grote bazaar met allerlei mooi handicraft spul en buiten de stad hingen duizenden kamelen en paarden rond met hun eigenaren.
Vreemd eigenlijk dat men het in de hele wereld heeft over "camels" terwijl het beste beest in goed Nederlands dromedaris wordt genoemd. Met een bult dus. De tweebultige kameel leeft weliswaar ook in Azie maar toch niet in India. In Afrika bijvoorbeeld worden dromedarissen gewoon "camel" genoemd. Probeer een Afrikaan dan maar eens uit te leggen dat er ook echte kamelen zijn met twee bulten. Ze lachen je vierkant uit, dat bestaat niet.
Enfin, de kamelenmarkt was ons doel en speciaal daarvoor waren we ook in November naar India afgereisd. Vooral om al die mooie mensen te bewonderen. Vrouwen in de meest geweldige gewaden in kleuren die pijn deden aan onze ogen en oude mannen met onwaarschijnlijke snorren getooid met mooie tulbanden. Daartussen liep ik gewapend met camera en Kiora op mijn rug; ik kreeg dus evenveel aandacht als dat ik de mensen gaf.
Het meer van Pushkar kregen we haast niet te zien. Het is volgebouwd met huizen en ghats (heilige wasplaatsen) en toegang is zeer beperkt (en zelfs onmogelijk met een camera). Maar al met al was Pushkar prachtig en we genoten volop. Het was India in al zijn pracht en praal.
De volgende bestemming was Udaipur, volgens de reisgidsen de meest romantische stad van Rajasthan. Meestal betekent zo‘n vermelding in de gidsen ook een hele kudde toeristen. Een rit van maar liefst 7 uur bracht ons naar deze stad in een dal omgeven door bergen en een lieflijk meer in het centrum. Wat heet, lieflijk: bij nadere beschouwing toch niet zo lieflijk. Indiers zijn gewoon om alles, maar dan ook alles op straat te gooien of, zoals in Udaipur, in het meer. Naast de waterplanten drijft er allemaal afval in het meer, 5 meter verderop wast meneer India zijn goddelijk lichaam en weer 5 meter verder wast mevrouw India met 5 liter slecht afbreekbaar wasmiddel haar 2 wasteilen vol met kleding van man en 8 kinders. En dan vergeten we nog de riolen van 20 hotels die tussendoor uitkomen op datzelfde meer. Nee, India staat niet bekend om haar goede hygienische omstandigheden.
Anyway, wij hadden voor de gelegenheid een van de betere haveli (koopmanshuizen) geboekt voor een welverdiende rust op dit romantische plekje. Afgepeigerd kwamen we aan na een lange rit maar wat maakt dat uit als er een mooi plekje wacht? Niet dus. Hotel was volgeboekt en ondanks het feit dat we een boeking hadden op papier, zei de manager doodleuk "dat is niet ons probleem, maar die van uw agent, en daar is de deur". Daar sta je dan met jammerend kind, 2 rugzakken, een kinderbedje en een waardeloze boekingsbevestiging. De combinatie met de onbeschofte manager deed mijn bloed koken, vooral omdat de manager in kwestie hoogstwaarschijnlijk poeslief zou zijn de volgende dag als we WEL in zijn computer stonden? Dus ik explodeerde hetgeen de situatie natuurlijk niet bevorderde. We werden buiten gezet en gelukkig was Ramvir onze chauffeur nog niet vertrokken. Het kostte me een kwartier om hem de situatie uit te leggen en met frisse tegenzin belde hij zijn baas. Die hing snel op toen ik hem vroeg te spreken...lafaard. Ramvir reed ons de stad uit hetgeen vanwege het verkeer alleen al twee uur kostte. Toen ging eindelijk de telefoon...ze hadden een andere haveli gevonden voor de nacht...naast de andere haveli....dus konden we weer helemaal terug....zucht...
Het kwam toch helemaal goed. Die vervangende haveli was weliswaar heel basic, maar de eigenaar verwelkomde ons alsof we thuis kwamen. ‘s Avonds dineerden we op het dak met uitzicht op het meer...toch wel romantisch...
Twee volle dagen verbleven we in Udaipur. We struinden door de straatjes, kochten veel te veel souvenirs, bezochten de Jagdish tempel (moeite waard) en het City Palace (onverwacht leuk, met veel kruip-door-sluip-door gangetjes) en deden het verplichte boottochtje op het meer. Udaipur was heel leuk maar wel erg toeristisch.
Na Udaipur gingen we op weg naar Jodhpur, de blauwe stad. Jodhpur zou echt blauw zijn, daar waar Jaipur (roze) en Udaipur (wit) dat slechts als titel hadden. Onderweg deden we Ranakpur aan, een jainisten-tempel. Nu zal je denken, wat is in godsnaam een jainist en dat dachten wij dus ook. Het blijkt een van de oudste geloven in India te zijn en er zijn niet zoveel aanhangers meer. Jainisten leven een met de natuur en weigeren iets te doden voor consumptie of plezier. De meest fanatieke Jainisten liepen ooit met een bezem rond om geen insekten dood te trappen. Van tevoren maakten we al grapjes om al handen klappend door de tempel te rennen en te roepen "en weer een mug, en weer een, en weer een" maar dat hebben we toch maar gelaten. Dat Jainisten toch wel fanatiek zijn bleek uit het feit dat ik mijn leren riem en leren leatherman-hoesje achter moest laten voordat ik de tempel betreden mocht. Overigens, de tempel was prachtig. erg veel detail en voorzien van 42 pilaren die allemaal verschillend waren: prachtig! Een monnik liep de hele tijd duiven te verjagen uit de tempel waarbij we hoopten dat geen van de duiven zou komen te overlijden als gevolg van een hartaanval want dat zou de beste monnik zichzelf nooit vergeven...
De route naar Jodhpur voerde door prachtige bergen en later door semi-woestijn. Pas tegen donker bereikten we Jodhpur en ons hotel - dat een ongezellige smerige boel was. Weer een streek van ons Nederlandse reisbureautje? Gelukkig was de eigenaar erg vriendelijk dus dat maakte veel goed.
De volgende dag bezochten we maar weer eens een fort - die van Jodhpur. Het was een verrassing: erg leuk, erg informatief en erg onderhoudend. Het reusachtige fort torent hoog boven de blauwe stad uit en vanaf meerdere punten hadden we een prachtig uitzicht op het oude centrum. We kregen een audiotour - dat wil zeggen een koptelefoon op en uitleg in het Engels. Kiora keek even vreemd op toen we beiden met een koptelefoon rondliepen maar accepteerde al snel dat haar ouders niet bereikbaar waren en rende heen en weer in het fort. We hadden nooit gedacht ooit zo rond te lopen maar het was zo slecht nog niet!
Jodhpur ligt aan de grens van de Thar woestijn die zich uitstrekt tot in Pakistan. Diezelfde middag trokken we verder, de woestijn in.
6. De Thar Woestijn (1-12/7-12-2007)
Onze eerste stap in de woestijn was Jaisalmer, op nog geen 150km van de Pakistaanse grens verwijderd. Pakistan en India hadden en hebben nogal wat conflicten lopen (o.a. Punjab) en dat viel te merken aan de Indiase troepenmacht in deze regio. Jezus, wat een machtsvertoon. Straaljagers vlogen regelmatig over en overal waren gecamoufleerde militaire kampen. Maar goed, na ruim 6 uur rijden kwamen we aan in Jaisalmer, net op tijd om de zonsondergang te zien. Dan verandert Jaisalmer in de Gouden Stad; tja ze geven graag een kleurtje aan hun steden in India. Jaisalmer bestaat namelijk vooral uit zandkleurige huizen en die kleuren goud tijdens de zonsondergang. Of dat wil men ons graag laten geloven...
Jaisalmer heeft eigenlijk twee dingen te bieden: het reusachtige fort en kamelensafaris in de woestijn. Die laatste optie was wat minder met Kiora en bovendien zijn we wat verwend met gelijksoortige ervaringen in de Sinai en Timbouctou. Dus toch maar weer het fort. In tegenstelling tot alle andere forten die we bezocht hadden was dit fort wel bewoond: het vormt een soort stad in een stad. En het is er een gezellige doch smerige boel. Mooie uitzichten van de wallen, stapels winkels die allerlei toeristische prullaria aanbieden en restaurants die allen de meest waanzinnige uitzichten beloven. Over het menu reppen ze niet eens...
Een vuilnisophaaldienst hebben ze er niet dus het krioelt er van de ratten en de muizen tussen het afval. De koeienstront ligt ook overal want die beesten wordt natuurlijk geen strobreed in de weg gelegd. De bevolking bestaat uit doorgewinterde Rajasthanen die allen zo uit de sprookjes van 1001 nachten lijken te zijn ontsnapt. De felgekleurde sari‘s van de vrouwen zijn een lust voor het oog. De vrouw in kwestie kan heel goed zo lelijk als de nacht zijn maar de sari maakt veel goed...
Van Jaisalmer reden we naar Bikaner. Onderweg zagen we heuse wilde dieren, namelijk 2 antilopensoorten waarvan er een de Chinkara is. Die zagen we overigens alleen maar omdat Ramvir onderweg een plasje moest plegen en hetzelfde struikgewas uitkoos als de antilope die er als een haas vandoor ging. Het landschap was veel woestijn: woestijn met veel struiken, woestijn met weinig struiken en woestijn zonder struiken. Weinig opwindend dus. We spoorden Ramvir een beetje aan anders sukkelde hij door op een snelheid van slechts 80km p/u. Helaas was Bikaner niet echt een stad die veel aanbeveling verdient. Volgens Ramvir lag het centrum echter om de hoek van het hotel, op loopafstand. Toen we vol goede moed (met rugdrager voor Kiora) vertrokken, kwamen we er al gauw achter dat het centrum zo‘n 6km verderop lag. Lang leve Ramvir. En waarom ons reisbureautje in hemelsnaam dit hotel had geboekt? Dus dropen we af, kozen we voor een vroege nacht. Dachten we. Ware het niet dat juist die nacht een Indiase bruiloft plaats vond in het hotel...
De volgende dag reden we naar Deshnok, daar waar de Karni Mata of rattentempel te vinden is. Het verhaal gaat dat een of andere halfgod met de dood werd bedreigd waarop hij op aarde terugkwam als rat, zodat ze hem niet konden vinden (of zoiets). Nu weet je natuurlijk nooit welke rat nu die halfgod is dus nemen ze in Deshnok het zekere voor het onzekere en vereren ze gewoon alle ratten in hun tempel. Dat nemen ze vrij letterlijk want er lopen er duizenden van rond in deze tempel. Dat klinkt buitengewoon smerig en ik kan je verzekeren: dat is het ook. Vooral omdat je alleen maar met blote voeten naar binnen mag. Glibberend over de rattenschijt liepen we tussen de ratten; en die zaten werkelijk overal. Links, rechts, onder, boven, achter, voor...in alle hoeken en gaten. Vele ratten zagen er bovendien niet echt gezond uit dus liepen we een beetje voorzichtig rond. Het was natuurlijk fascinerend om te zien hoe al die knagers door de tempel renden en Kiora zat er op haar hurken bij en keek haar ogen uit.
Van Bikaner gingen we naar Mandawa, de laatste stop voor onze terugkeer naar Delhi. En wat was dat een prettige verrassing! We verbleven in een mooie Haveli en liepen door het dorp waar een levendige, kleurrijke hoofdstraat doorheen liep. Bishnoi-vrouwen (een minderheid) liepen er rond in mooie gewaden en kochten fruit en groente bij de stalletjes terwijl zeer oude mannetjes vanuit eeuwenoude, half vergane haveli‘s de gebeurtenissen van de dag met elkaar doornamen. Ja, Mandawa was een leuke afsluiter van een rondje India.
In Delhi kochten we nog een extra koffertje voor al onze souvenirs voordat we naar het vliegveld gingen voor onze nachtvlucht naar Lusaka via Addis Abeba. Tip: ze zeggen dat je 3-4 uur van tevoren op Delhi luchthaven moet zijn en dat vonden wij wat overdreven. Niet dus! Het gaat allemaal rete-langzaam dus 4 uur is niets te vroeg. Ware het niet dat we vervolgens 5 uur vertraging hadden...
Wat vonden wij nu van India? India wordt een sub-continent genoemd een daaruit concludeer je een ding: GROOT! En dat is het ook. Wij hebben maar een klein deel gezien maar wel een van de meest bezochte en daarmee toeristische delen. Nadeel daarvan is dat je zeker niet als enige toerist rondloopt, dat er veel opdringerige verkopers zijn en dat prijzen aangepast zijn aan toeristen. Zo zijn toegangsprijzen van monumenten 10 tot 30 maal hoger voor toeristen als voor Indiers. En denk maar niet dat je dan een voorrangspositie krijgt; bij de Taj Mahal moesten we evengoed aansluiten bij een halve kilometer lange rij. Voordeel van al dat toerisme is wel dat je zeker weet dat je niet voor niets komt: er is van alles te zien. Veel gebouwen uit vervlogen tijden maar vooral kleurrijke en interessante mensen. Voor fotografen een paradijs!
En Indiers...zijn Indiers. Deze samenleving die binnen 10 tot 20 jaar de grootste ter wereld zal zijn (in rap tempo halen ze de Chinezen in) is een chaotische mierenhoop waar je u tegen zegt. Indiers zijn werkelijk overal, in alle hoeken en gaten van het land vind je ze. Als je denkt dat Nederland vol is ga dan maar eens naar India en eenmaal terug in Nederland denk je wellicht veel positiever over ons liberaal immigrantenbeleid (of is dat niet meer zo liberaal tegenwoordig?). Maar India is ook een werkende chaos. Indiers zijn heel ijverige mensen, overal zagen we bouwwerkzaamheden en de gemiddelde man en vrouw zit niet stil en steekt de handen uit de mouwen. De gemiddelde Afrikaan kan er nog wat van leren. De keerzijde van al die nijverheid is dat het hele land om zeep wordt geholpen wat betreft natuur. Zo is het haast ongelooflijk hoeveel marmer er wordt gedolven (waar halen ze het vandaan?). De natuurparken worden steeds kleiner. En daarmee is een-plus-een twee: voor de tijger zal er geen plaats meer zijn in toekomstig India. Die zal het onmogelijk gaan krijgen in de volgende decennia, zo denken wij.
Overigens is cricket volksport nummer een. In elk dorpje spelen kinderen deze oersaaie en degelijke sport op straat...
En het verkeer...je blijft je verbazen. Op snelwegen rijden fietsen, lopen kamelen, steken koeien over. Verbaas je niet als ineens een vrachtwagen met gevaarlijk ontvlambare materialen je tegemoet komt rijden op jouw baan van een vierbaans snelweg en niemand anders daarvan lijkt op te kijken. Indiers zijn ook heel opportunistisch in het verkeer. Ze gaan er altijd van uit dat wat zij willen in het verkeer ook kan. Zonder op of om te kijken voegen ze in, steken ze over of halen ze in. Het levert hilarische taferelen op waarbij je haast zou vergeten dat het ook levensgevaarlijk is.
De meest arrogante deelnemers aan het verkeer zijn de koeien. Die zijn heilig voor Hindoe‘s en daar Hindoe‘s 80% uitmaken van de Indiase bevolking zal geen koe een strobreed in de weg gelegd worden. Iedereen rijdt in een boog om de beesten heen hetgeen weer levensgevaarlijke situaties oplevert. Enfin, geen koeievlees op je bord dus. Niet slecht om koe te zijn in India. Een goede tweede keus zou varken zijn want van de overige 20% van de Indiers is het merendeel islamitisch en die eten weer geen varken. Overigens, wat die koeien aangaat in het verkeer, wist je dat onderzoek heeft aangetoond dat de Indiase koeien de voorkeur geven aan een leven tussen de auto‘s? Blijkbaar houdt de verontreiniging van het verkeer de vliegen weg en bovendien worden de koeien een beetje high van de uitlaatgassen en dat schijnen ze lekker te vinden!
Namaste en reis ze! |