Onderstaand verslag is onderdeel van een 2,5 jaar durende wereldreis die we ondernomen hebben in 2002-2003-2004.
Met een Himba op de LaRo door Kaokaland (14 januari 2003 tot 2 februari 2003)
Na Botswana zijn we weer terug naar Namibiƫ gegaan. In dit land waren we nog nooit geweest en keken we dus heel erg naar uit. Een land dat maar liefst 20x zo groot is als Nederland (825.000 km2 tegenover 41.000 km2) met slechts 1,8 miljoen inwoners;
Via Rundu, Grootfontein en Tsumeb bereikten we het beroemde Etosha National Park (aanrader voor campsite onderweg: Roy’s Rest Place, 50km voor Grootfontein met zebra’s, kudu’s, elanden en gnoe’s bij je tent). Net na Grootfontein hebben we nog de Hoba-meteoriet, de grootste meteoriet ter wereld, bezocht. Het ding is 80.000 jaar geleden neergestort en bestaat voor 82% uit ijzer. Heel leuk allemaal, maar alleen als je een fanaat bent is de 3 meter doorsnede en 1 meter dikke klomp ijzer de moeite waard. Anders: gewoon overslaan!
Van Etosha hadden we ons veel voorgesteld, maar toen we ‘s avonds aankwamen kregen we de schrik van ons leven. Allereerst een camping met een hek erom heen. Vervolgens een winkel, restaurant, tankstation en een zwembad. Tja, Namibie bracht ons duidelijk in heel andere Afrikaanse sferen dan we gewend waren.
De dieren maakten veel goed. In het semi-woestijn landschap, gedomineerd door Etosha-pan (een gigantische zoutvlakte), bevinden zich vele waterholes en daar zag het zwart van de dieren. Kudu’s, giraffes, impala’s (de black-faced variant), springbokken, dikdik’s, steenbokken, hartebeesten en de geweldige oryx of gemsbok. De dieren zorgden er dan ook voor dat we toch 4 dagen zijn gebleven in Etosha. Hoogtepunten waren een grote kudde kudu’s (ongeveer 40), een kudde oryxen (ongeveer 20), parende olifanten (maar liefst 6000 kg sex), een groep leeuwen die in de schaduw van de LaRo ging liggen en een springbok dat net een jong ter wereld bracht.
Eenmaal terug op de camping was het vaak even slikken: dikke rijke Duitsers in pocherige, doch gehuurde Toyota Hiluxen, drukke Indiase families die alleen oog voor elkaar hadden, opgeschoten Zuid-Afrikaanse jeugd die keihard house-muziek hadden opstaan of troepen Overlanders die zich gedroegen alsof ze de enigen waren. Wat wel weer leuk was waren de waterholes bij de campsites (3 stuks: Namutoni – Halali – Okaukuejo) waar je zo naar toe kunt lopen en kan genieten van het wild, vooral ‘s avonds. Tip: bij de Okaukuejo waterhole komen bijna altijd de zwarte neushoorns tussen 21 en 22 uur drinken. Wij zagen er 8!! Je moet bij deze waterholes overigens wel de Duitse toeristes voor lief nemen die met naaldhakjes aan komen kijken…
Elke campsite kent wel zijn “ongemakken”. Namutoni heeft jakhalzen, Halali heeft glansspreeuwen en Okaukuejo heeft grondeekhoorns. Allemaal zijn ze hondsbrutaal en ze jatten alle eten en drinken wat los en vast zit
Toch is Etosha een echte aanrader omdat het volgens ons de beste mogelijkheden biedt om wild te zien. Zelfs nu, in de zogenaamde regentijd (het is nog steeds kurkdroog en 40 graden Celsius…) hoef je alleen maar te wachten bij een waterhole en het wild dient zich vanzelf aan (de meeste bezoekers racen dan ook van waterhole naar waterhole). Moet je nagaan hoe de situatie is in de droge tijd! Helaas zagen we niet het dier waar we echt naar op zoek waren: de cheetah. Gelukkig is Etosha nog wild genoeg om onvoorspelbaar te blijven!
Vanuit Etosha gingen we op weg naar ons voornaamste doel in Namibie: Kaokaland of Kaokaveld zoals het ook wel genoemd wordt. Deze zeer afgelegen regio in het uiterste noordwesten van Namibie is het thuisland van een zeer kleurrijke, traditionele nomadenstam: de Himba. Eigenlijk moet je eerst een plaatje van ze zien om te begrijpen wat ze zo bijzonder maakt. Door hun leefwijze, maar vooral door hun kleding en opmaak lijkt het net alsof ze zo uit de prehistorie komen stappen.
Hoewel we inmiddels door hadden dat Namibie wat meer luxe biedt dan de meeste Afrikaanse landen, is Kaokaveld nog echt ruig en wild. En houden de Himba nog echt vast aan hun tradities, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de San (of bosjesmannen) die hun eeuwenoude tradities en cultuur aan het verliezen zijn. Toch weet ook de Duitse toerist Kaokaveld te vinden. (Het zal je opgevallen zijn dat we het ineens veel over Duitsers hebben. Dat komt omdat Namibie een oude Duitse kolonie is en er daarom heel veel Duitsers te vinden zijn. Nergens in Afrika kom je ze tegen, maar dat komt dus omdat ze allemaal in Namibie zitten. Hier kunnen ze namelijk veilig Wiener Schnitzel, Sachertorte en bierpullen bestellen. Zo kon het gebeuren dat toen we een San langs de weg een zuurtje gaven, hij “Danke Schon” zei…).
De toeristische route loopt van Sesfontein naar Opuwo en, met een 4x4, naar Epupa Falls. Op zich een mooie route maar waar 1$ per Himba-foto wordt gevraagd. Het is dus veel interessanter om van de gebaande paden af te wijken en daarvan zijn er velen. Daarvoor heb je eigenlijk wel GPS nodig en GEEN regen. En de eerste hadden we niet en de tweede stond voor de deur…
Vanuit Etosha reden we naar Kamanjab, waar route 2695 niet alleen een short-cut, maar ook een scenic off-road route betekende. Van Kamanjab reden we naar Ruacana, ongeveer 350 km noordelijker en op de grens met Angola. Onderweg kampeerden we ten westen van Etosha NP op de Hobatera campsite in een geweldig landschap met grote rotsformaties. Op dit terrein liep ook nog allemaal wild rond en is daarmee een echte aanrader. Wij kampeerden er met twee Duitse reizigersparen. ‘s Nachts werd Rick wakker van het knerpen van kiezelsteentjes, alsof iemand rond de tent liep. Toen hij niets meer hoorde viel hij weer in slaap. De volgende ochtend kwamen de Duitsers opgewonden informeren of we de 8 leeuwen hadden gezien, die om 2 uur ‘s nachts nieuwsgierig op de camping rondliepen en die de Duitsers veilig vanuit hun daktentjes hadden bekeken…
Vanuit Ruacana gaat een off-road route langs de Kunene-rivier (die de grens met Angola vormt) tot aan Epupa Falls. Die route is tot aan Swartbooi’s Drift prima te doen. Aan de Kunene kampeerden we bij de Kunene River Lodge aan de rivier en het was schitterend. Aan de overkant van de Kunene lag Angola…
Onderweg waren we al een paar Himba tegengekomen en Marieke betrapte zich erop dat ze net zo haar best deed om Himba te spotten als cheetah’s in Etosha! Elke keer als ze ze zag stond ze als een vis op het droge naar adem te happen. Voor diegene die Marieke niet zo goed kennen: dat betekent dat ze het prachtig vond.
Helaas begonnen de wolken zich steeds meer samen te pakken en dat betekent problemen in Kaokaveld: droge rivierbeddingen worden kolkende rivieren in een mum van tijd en hele delen worden (per auto) onbereikbaar of (als je al gearriveerd was) zit je vast voor een paar dagen. We reden via de bergen van Swartbooi’s Drift naar Epupa Falls (en niet langs de rivier, want dat is de allermoeilijkste route van Kaokaland). Ook dit was een heel mooie route langs de Zebra Mountains, die door de schakeringen van rotsen en groen net het strepenpatroon van Zebra’s hebben. En…onderweg ladingen Himba’s. Vooral de vrouwen waren heel karakteristiek. Geheel ingewreven met rode modder (ochre) om hun huid mooi te houden en te beschermen tegen de zon. Hun haar bestaat uit dikke dreadlocks met diezelfde modder en daarboven een of ander toefje van geitenhuid als versiering. Om hun enkels dragen ze uit ijzer gevlochten brede schakels en om hun middel een geitenvachtje, wederom gedrenkt in die rode modder. Als je hier in rode modder handelt ben je rijk voordat je het doorhebt. Verder zijn ze overigens helemaal bloot op wat ornamenten na dus al die borsten dansen vrolijk voor je ogen heen en weer.
Helaas zijn de Himba’s op sommige, meer toeristische trajecten reeds verwend en zijn gewoon van alles van toeristen te krijgen zonder er iets voor hoeven doen. Fout dus. Daarmee brengen we weer een heel volk tot de bedelstaf. Ook zagen we het inmiddels van Masai bekende gedrag: pas een foto als je betaald. Daarom hebben we onze eigen tactiek toegepast: een lift voor een foto. Veel Himba’s staan te liften en steeds namen wij er maximaal twee mee op ons roofrack. Zo vervoerden we een zwangere vrouw, een heel oude man die we werkelijk het dak op moesten hijsen en van wie alle botten kraakten en een vrouw met kind. Met deze passagiers reden we zo voorzichtig mogelijk over de woeste wegen, want het laatste wat je wilt is de bevalling van een Himbaatje op je dak. Toen we echter stoere krijgers vervoerden scheurden we erop los, zij waren wel wat gewend! Als we ze uiteindelijk afzetten op de plek van bestemming maakten we foto- en video-opnames wat ze natuurlijk beleefdheidshalve niet konden weigeren. Iedereen tevreden dus!
Het uiterste puntje in het noorden van Himba- of Kaokaland (en tevens van Namibie) is Epupa Falls tegen de Angolese grens. Hier kampeerden we wederom aan de Kunene Rivier waar deze juist een ontzettend mooie waterval vormt. Lekker in natuurlijke jacuzzi’s liggen, de zon op je bol en de Himba’s aan de kant. Hier kamperen is echt aan te raden.
We kwamen voor de Himba’s en Himba’s hebben we gezien. Toen we onze tweede avond in Epupa Falls een biertje dronken bij een lokaal winkeltje, favoriet bij de Himba’s omdat ze geen weerstand aan alcohol kunnen bieden, maakten we kennis met Brummer en Danella, die het luxe Epupa Camp leidden. Omdat er nu toch geen gasten waren (het was, gelukkig, nog steeds off-season) nodigden ze ons en de enige twee andere toeristen, de Australische backpackers Annie en Scott, uit om gratis in hun Camp te verblijven. Dat was natuurlijk niet aan dovemansoren besteed. Tevens kwamen we er via Brummer achter dat er juist iets heel bijzonders aan de hand was in Himba-land: de hoogste Himba-chief, de 91-jarige Kuchira, was overleden en een begrafenis stond op stapel. Iets dergelijks had 30 jaar geleden voor het laatst plaatsgevonden, dus vielen we met onze neus in de rode Himba-boter. Brummer was inmiddels een goede bekende bij de plaatselijke Himba-community en was uitgenodigd voor de begrafenis. Door ons enthousiasme besloot Brummer ons mee te nemen en ons te introduceren als zijn vrienden. Diezelfde avond arriveerden ook de Zuid-Afrikanen Craig en Tym, die in 2 dagen vanuit Kaapstad naar Epupa waren gereden om de begrafenis bij te wonen. Craig had maar liefst 7 jaar (van 1995 tot 2002) doorgebracht bij de Himba om hun leven op film vast te leggen (zie de video Ochre & Water, zeer aan te bevelen). Nu was hij uitgenodigd om de begrafenis op film vast te leggen voor het nageslacht. Op 25 januari togen we met z’n 5-en op weg naar de traditionele Himba-begrafenis.
Voor het verloop van ons relaas moet je wat achtergronden weten van de Himba. De sterk traditionele nomadencultuur van de Himba kent bijna zijn gelijke niet, of het moet de Mursi- en Hamar-cultuur zijn in Zuid-Ethiopie. Zo’n cultuur past haast niet meer in de hedendaagse maatschappij en staat dan ook sterk onder druk. Er zijn drie grote problemen: alcohol, massa-toerisme en de Epupa-dam. Zoals gezegd kunnen de Himba-mannen alcohol moeilijk weerstaan en allerlei handelaartjes importeren goedkoop bier en sterke drank die ze ruilen tegen kostbaar vee. Dit probleem kenden zelfs de Noord-Amerikaanse Indianen 1,5 eeuw geleden al! Het massa-toerisme zorgt voor mensen die 1 dag Kaokaveld binnen rijden, een dikke zak mealie-meal aan een chief geven zodat ze zijn dorpsgenoten mogen fotograferen en daarna weer snel wegrijden van die onwelriekende, geverfde bloterikken. Daardoor leren de Himba niet alleen hun handjes ophouden zonder er iets voor hoeven doen, maar ontwikkelen ze zich ook tot een dierentuinvolk. Hun afgelegen lokatie en de slechte wegen houden het massa-toerisme tot nu toe tegen.
Als laatste bestaat de dreiging van de Epupa-dam, een stuwdam die de regering in de Kunene-rivier wil aanleggen ter stroomvoorziening van het Namibische volk (maar niet de Himba). Door die dam zou een enorm stuwmeer ontstaan waardoor niet alleen de watervallen zouden verdwijnen maar ook de belangrijkste begraafplaatsen van de Himba onder water komen te liggen (het water zou maar liefst 100 meter stijgen!). Als ware voorouder-vereerders zou daarmee de basis van de Himba wegvallen en volgens eigen zeggen hun cultuur ophouden te bestaan. Door met name de laatste twee redenen houdt de Himba-problematiek de Namibische regering bezig, ondanks dat het volk slechts 12.000 tot 18.000 leden telt.
Overigens zijn de Himba van oorsprong Herero, maar hebben vastgehouden aan hun eeuwenoude tradities in tegenstelling tot de hun “geciviliseerde “ broeders. Zij delen hun grondgebied met de Dhemba-stam (spreek uit: Zemba) die zich overigens niet insmeren met rode modder.
Toen wij bij het Himba-dorpje Epupa aankwamen, bleek het te zijn uitgegroeid tot een ware Himba-kolonie. Tientallen Himba-vrouwen stonden rond hun kookpotten in de vieze drab te kijken, vele Himba-kindjes renden achter hun geitjes aan en de Himba-mannen … vergaderden. Het bleek dat de Himba-gemeenschap op zijn kop stond. Er was namelijk onenigheid over de plaats waar Kuchira begraven moest worden. De Himba’s wilden dat in Epupa doen naar de laatste wens van Kuchira; de Herero-hoofdman (gekleed in een tweedelig pak met vuurrode stropdas) en zijn kompanen hielden het op Okangwati, 70 km zuidelijker gelegen. En tussen al die bedrijvigheid mochten wij, na onze introductie, vrij rondlopen en foto’s maken. Het was helemaal geweldig!
Inmiddels was de discussie hoog opgelopen maar bleek de Herero-chief aan het langste eind te trekken: Kuchira zou in Okangwati begraven worden. Zijn lichaam, dat al die tijd in een diepvrieskist in het ziekenhuis van het 400 km verderop gelegen Outjo werd bewaard, was toen reeds op weg naar Epupa. Wij bleven tot middernacht in het dorp op het lichaam wachten, temidden van de houtvuurtjes en de vele Himba-gezinnetjes. Toen het lichaam na middernacht nog niet gearriveerd was gingen we terug naar de lodge voor een korte nachtrust.
Om 7.00 uur werden we wakker met het nieuws dat het lichaam van Kuchira inmiddels gearriveerd was, maar dat zijn familie het lichaam niet meer wilden laten gaan en op ruzie aanstuurde. Eenmaal in het dorp bleek ook deze discussie door de Herero-chief gewonnen te zijn, zodat wij en alles wat Himba was naar Okangwati moesten zien te komen. Na een helse rit in de Landrover van Brummer, volgeladen met Himba, maakten we de begrafenis mee en begrepen waarom de Herero’s de begrafenis in Okangwati wilden houden: ze grepen het aan voor politieke toespraken voor hun favoriete politieke partij, de DTA, en in Okangwati was op meer publiek te rekenen dan in het afgelegen Epupa. Terwijl de Herero zich belachelijk maakten met hun toespraken, hielden de Himba’s hun traditionele rouwdansen en rouwgezangen. Die rouwdansen gingen ook de daaropvolgende dagen door in Epupa en ook dat hebben we mee mogen maken. Tevens werden heilige koeien gedood en de schedels met horens later op het graf geplaatst. Alhoewel sommige koeien op de moderne manier werden gedood (met een Uzi), waren we ook getuige van de traditionele manier. Een stier werd gevangen door 8 man en voorzichtig (want een stier in paniek is gevaarlijk) op de grond gedwongen. Daar vatte de meest dappere man de stier bij de horens, draaide de kop om met de horens op de grond en plaatste zijn knie op de luchtpijp van het dier. Vervolgens gingen drie van zijn collega’s op hem klimmen om de luchtpijp dichtgedrukt te houden totdat het dier gestikt was…
Je begrijpt, na 1,5 week Himba hebben we veel meer gekregen dan verwacht. Omdat op 28 januari een gigantisch noodweer losbarstte ter aankondiging van de regens, besloten we op 29 januari zuidwaarts te gaan. De veelbelovende Van Zylspas en de Marienfluss waren helaas niet meer mogelijk door de regens. Daarom reden we naar de hoofdstad van Kaokaland, Opuwo, en vervolgens de schitterende route naar Sesfontein, waar we kampeerden op de Ongongo campsite bij Warmquelle met een natuurlijke bron om in te zwemmen. Heerlijk!
Van Warmquelle zijn we westwaarts gereden tot Purros, nog steeds in Kaokaland. De 150 km lange rit over een uitdagend parcours ging door een Oh- en Ah-landschap. Tjongejonge, dit deel van Namibie is echt mooi! Schitterende rode en gele vlaktes, fantastische rotsformaties en … wild. Jaja, hier lopen nog wilde olifanten, giraffes en antilopes rond. Niks geen Nationaal Park. Vooral de olifanten, de zogenaamde woestijnolifanten, spreken tot de verbeelding, dus wellicht zouden we die te zien krijgen? (Er zijn er nog maar 50 over…)
In Purros kampeerden we in een droge rivierbedding, die dat niet lang zou blijven met de naderende regens. Helaas reden we er onze 3e lekke band door een gigantische acacia-doorn, maar dat zou Haki, de lokale Herero, op zijn Afrikaans wel even fiksen. Na 3 uur ploeteren moest hij niet alleen bekennen dat het niet gelukt was, maar dat hij tevens onze nieuwe binnenband finaal om zeep had geholpen. Toen hij ook ons kampvuur op de Afrikaanse manier wilde helpen aansteken en daar spontaan een halve liter van onze kostbare motorolie voor gebruikte, hebben we hem toch maar vriendelijk, doch dringend verzocht de Afrikaanse manier vooral voor hemzelf te bewaren…
Na Purros reden we door Hobias Canyon, de Hoanib-rivierbedding en de Gunamub-canyon tot aan Warmquelle. Het was onze laatste Kaokaveld-dag en als Namibie nog meer van dit te bieden heeft lusten wij er wel pap van. Eindeloze vlaktes met de beroemde doch onverklaarbare fairy-circles, rood-geel-zwart-en bruine kleurschakeringen in de woeste heuvels en … de woestijnolifanten. Jawel, ook dat kregen we er nog bij. Deze olifanten zouden de grootste in hun soort zijn (ze zouden langere poten hebben omdat ze langere afstanden moesten afleggen in de woestijn op zoek naar water) en ook bijzonder aggressief naar opdringerige toeristen. Nou, dit 7-tal was bijzonder blasé (zal wel door de 40 graden Celsius komen) en bijzonder klein (6 van de 7 waren nog niet volwassen). Het stond maar op een zielig hoopje samen met hun oren in de knisperige Croky-chips-stand onder een armetierig boompje in de schaduw. Maar toch: echte woestijnolifanten… Nee, dan de 4 stoere Hartman’s Mountain Zebra’s die we als steenbokken de steile hellingen op zagen rennen!
Kaokaland is rauw, onherbergzaam, afgelegen, schitterend en onbedorven. De Himba zijn buitengewoon vriendelijk als je maar even de tijd neemt om in ze te investeren. Voor iedereen met een beetje durf, avontuurszin en hang naar het onbekende: ga op weg naar Kaokaland!
No More Corregation! (2 februari 2003 tot 16 februari 2003)
Tja, ten zuiden van Kaokaland in Namibie zou alles dan anders worden. Vooralsnog bracht Damaraland echter schitterende landschappen in de sferen van oude westerns. Het had allemaal wat weg van Monument Valley, Arizona. Met dien verschil dat elke Indiaan hier “Achtung! Hande hoch!” zonder nasynchronisatie zou zeggen.
Rond de stad Khorixas hebben de Damara’s een aantal van hun belangrijkste landschappelijke bezienswaardigheden op de kaart gezet, maar als je geen fanatiek geoloog bent kan je de meeste attracties overslaan. Het landschap biedt je (gratis) immers al genoeg. Toeristische attracties als de Vingerklip, Burnt Mountain, Organ Pipes en de White Lady of the Brandberg degraderen het schitterende décor tot een viewpoints-race. De White Lady, wereldberoemd, hebben we niet gezien omdat het toch al een giller is. De rotstekening laat een onduidelijk mens-figuur zien met een wit hoofd. He, dachten sensatiebeluste antropologen, een witte vrouw op 10.000 jaar oude rotstekeningen van de San? Waren hier al Europeanen 10.000 jaar geleden of, nog beter, waren het wellicht wezens uit de ruimte? Wat een teleurstelling moest het voor hun zijn nu de laatste verklaring het houdt op de tekening van een sjamaan die zijn gezicht wit had geverfd…
De rotsgravures van Twijfelfontein zijn wel de moeite waard. Weer eens wat anders dan tekeningen en bovendien mooi en interessant. Giraffes, kudu’s, gemsbokken, olifanten, neushoorns, zelfs penguins, zeeleeuwen en flamingo’s, ze zijn er allemaal te vinden. Jammer alleen dat je verplicht bent een gids mee te nemen die vervolgens zo verveeld is en zich zo moe voordoet dat we haar haast naar boven moesten tillen…dat dat de pret een beetje drukte.
In deze streek kwamen we ook de Herero tegen, oorspronkelijk ooit hetzelfde levend als de Himba. Inmiddels zijn ze sterk verwesterd, behalve de vrouwen. Zij dragen nog steeds hun potsierlijke hoepeljurken en hun op slagschepen lijkende hoofddeksels die nog stammen uit de Victoriaanse tijd of zo. De dames zien er werkelijk grotesk uit in hun uitdossing terwijl het 40 graden Celsius is!
Via Uis reden we om de hoogste berg van Namibie heen, de Brandberg. Het landschap leek zo bestemd voor Lord of the Rings, met name het land Mordor. Overal verwachtte je hordes Orks of in ieder geval een liftende Gollem, terwijl de donder leek op de toorn van Sauron. Dit was overigens ook het landschap van de Welwitschia mirabilis, zo ongeveer de enige plant die hier vaste grond onder de wortels kan krijgen. De enorme kruipplant bestaat slechts uit twee lange bladeren, maar door splitsing als gevolg van weer en wind lijken het er wel 100.
En daarna…eindelijk de kust. En dat was een zeer bijzondere gebeurtenis, want daarmee hadden we het Afrikaanse continent van Oost naar West doorkruist! Veel reden om ergens op te toosten hebben we doorgaans niet nodig, dus deden we dat nu ook. Daar het echter pas 11 uur ‘s ochtends was hielden we het op een bakkie pleur…
Rick was zo enthousiast over het bereiken van de westkust dat hij de auto zo dicht mogelijk bij de oceaan wilde rijden, daar waar hij ook andere bandensporen zag. Zo gezegd…maar niet zo gedaan. Op 5 meter van de ocean reed hij de LaRo hopeloos vast in het rulle zand-strand! Gelukkig waren er hulpvaardige zeevissers die ons er weer uithielpen en Rick eraan herinnerden om op zandparcours de bandendruk te laten zakken van 3 naar 0,6 Bar…
Het bereiken van de westkust betekende meteen het bereiken van Skeleton Coast, de beruchte Namibie-kust waar zoveel schepen in het verleden hun einde vonden. Die scheepswrakken zijn er nog steeds te vinden aan de kust, maar vooral in het noorden. Overigens was er in het verleden voor eventuele overlevende schipbreukelingen geen gein aan hier, want als je de haaien al overleefd had wachtte je 200 tot 300 km bar en ruig landschap zonder water en 45 graden Celsius hitte!
Langs de kust richting Swakopmund kom je vanzelf bij Cape Cross, het punt waar een Portugese zeevaarder reeds in 1485 een gedenkkruis heeft opgericht. Nu is het vooral bekend van de zeeleeuwen-kolonie, en echt: dit is een absolute must! Minimaal 100.000 en maximaal 250.000 zeeleeuwen zitten hutje-mutje op de rotsige kust te ruzien, roepen, blaten, zwemmen, zonnen en te zogen. Je kan de dieren tot op enkele meters naderen en ondanks de geweldige stank is het enorm fascinerend. In december waren juist alle jongen geboren dus was het nu een enorme kindercreche. Toch weten moeder en jong elkaar feilloos te vinden aan de hand van hun unieke geblaat en gemekker (zeeleeuwen-pubs klinken echt als geiten), ook al kan het even duren.
Swakopmund is … Duits. Ongelooflijk, wat een foute zooi. In deze door oud-Duitse kolonialen “zuiver” gehouden enclave wordt vooral Duits gesproken, Duits gegeten, Duitse kranten gelezen en Duits gedaan. Met overwegend wit op straat heeft de stad niets met de werkelijkheid te maken; zwarten vind je vooral in de bediening. Ja, de stad is schoon, veilig, alles is te krijgen en de mensen zijn niet aardig, maar AARDIG, haast Alfred-Hitchkock-eng-aardig.
Maar toch … zijn we er 6 dagen gebleven! Ook wij hebben even onze Disney-Duitsland bril op gedaan. En wel om 3 redenen: zeevis, internet en… Lord of the Rings! De eerste twee redenen spreken voor zich, maar de derde? Tot groot verdriet van Rick verscheen deel 2 van de Lord of the Rings trilogie, The Two Towers, rond kerst en in Afrika zijn niet echt veel bioscopen te vinden. Laat de film in Swakopmund nu zijn premiere beleven op 10 februari! Dus de tijd gedood in Disney-Duitsland en Rick ook weer gelukkig na deze geweldige film (hoewel Marieke ook steeds meer into-the-Lords komt!).
Toch hebben we niet alleen luie dingen gedaan. Want natuurlijk hebben we ge-sandboard. Rond Swakopmund beginnen de beroemde Namib-duinen, rode zandbergen van wel 100 meter hoog. En van die bergen kan je mooi op een spaanplaatje vanaf roetsjen. Of op een speciaal snowboard vanaf zigzaggen. Stel je voor: je beklimt een hoge zandduin, doet daar je sandboard aan en zoeft naar beneden. Vooral leuk als je nog nooit op iets wat een board lijkt hebt gestaan (zoals Rick). Dat was dus veel zand happen. Marieke haalde twee weken later nog zand uit haar oren. Maar je kan ook een zandduin beklimmen, op een spaanplaatje liggen en naar beneden scheren. En dat met een snelheid van maar liefst 80 km per uur! Steil de helling af, onderweg een bultje die je navel tussen je schouderbladen duwde en op het eind een doodsprong waarna je je kinderbijslag voorgoed kon vergeten. En kicken dat het was! En bovendien hadden we meteen weer iets sportiefs gedaan. Want 99% van de tijd waren we bezig met duinen beklimmen (de beruchte 1 stap omhoog, 2 stappen terug) en 1% bestaat uit het daadwerkelijk naar beneden storten. Kunnen jullie je voorstellen hoe Marieke’s gezicht eruit zag na elke duinbeklimming?
Een week Swakopmund was echt teveel van het goede, dus gingen we snel de natuur weer in. Via Walvis Bay waar we nog pelikanen en flamingo’s zagen, gingen we de Namib woestijn in. We wilden de woestijn echt beleven, dus gingen we de hoofdweg af en doorkruisten de Namib op weg naar de Mirabib campsite. Een woestijn is heet en droog maar als je er echt bent lijkt het veel heter en droger. Jezus, alsof je regelrecht de hel in reed. Het landschap was kurkdroog en overal zand, zand, zand. Raar he, in een woestijn. De horizon werd aangegeven door de beroemde Namib-duinen. Bij de enige rotsklomp in het landschap kampeerden we in the-middle-of-f***ing-nowhere. Op 100 km van alles en iedereen vandaan. Wat een rust! En wat voelden we ons gelukkig…
Een dag in de woestijn was toch wel weer genoeg, dus vervolgens op weg naar de Naukluft Mountains via de plaatsjes Solitaire en Bullsport. De lucht boven de Naukluft Mountains was wel erg donker en de weg naar de campsite in de bergen was op een aantal plekken volledig weggespoeld. Na 10 km ploeteren wist de ranger ons doodleuk te vertellen dat alles gesloten was als gevolg van de stortregens, dus konden wij weer 10 km terugploeteren. Hadden we dan niet het “road closed” bord gezien? Was het er niet? Oops, vergeten neer te zetten!
Maar ons hadden ze niet, dan maar meteen op weg naar de beroemde Sossusvlei. Onderweg waren we er getuige van dat de stormen in Namibie serieus zijn. Op nog geen 100 meter naast de weg kwamen slagregens neer en sloeg de bliksem keer op keer in alsof de goden zelf vertoornd waren. Wij raasden voort om de bui voor te blijven en wonder boven wonder bleef de schade beperkt top enkele druppeltjes.
De Sossusvlei is onderdeel van de Namib woestijn en hier bevinden zich de hoogste en mooiste zandduinen van Namibie. Via Sesriem bereik je de vallei (=vlei) en een 75 km lange asfaltweg manoevreert tussen de magnifieke duinen door. De ene vuurrode zandduin is nog hoger en onwaarschijnlijker gevormd dan de ander, en zelfs in dit gortdroge landschap huppelen springbokken en oryxen rond.
Iedereen die op de Sesriem camping slaapt staat om 5.00 uur op, poetst zijn tanden en scheurt de vlei in naar Duin 45, om die tenslotte te beklimmen om de zonsopkomst te bekijken. Zo ook wij. Om 6.30 uur beklommen we met de inhoud van 3 overland-trucks deze meest bekende duin. De klim duurde 20 minuten, de zonsopkomst slechts 5. Daar zit je dan, met 40 overlanders terwijl je de zon nauwelijks ziet door de slaap in je ogen. Maar mooi was het wel.
Aan het einde van de vallei kan je alleen nog maar met een 4x4 verder vanwege het rulle zand, maar dit was een eitje voor onze LaRo. Als je Sossusvlei bezoekt, doe dan ook deze 5 laatste kilometers. Het bracht ons naar 4 wondermooie valleien (waaronder Dead Vlei en de eigenlijke Sossusvlei) omgeven door, wederom, die mooie duinen. Rick kon er geen genoeg van krijgen en beklom nog zo’n duintje, terwijl Marieke alles op video vastlegde…
600 km zuidelijker ligt Fish River Canyon, een ruige en grote canyon uitgesleten door de Fish River. Feitelijk is het een kleinere copie van grote broer Grand Canyon in Arizona, USA. Tja, wat moeten we erover zeggen. Imposant rotslandschap, mooie vergezichten en hier en daar de kenmerkende kokerbomen. De heetwaterbronnen bij Ais-Ai kan je overslaan, want om nu 80 km om te rijden om bij een buitentemperatuur van 45 graden Celsius in heet water te badderen is volslagen onzin. Wij deden het voor je en je hoeft het niet na te doen…
Tip: 15 km voor de ingang van Fish River Canyon NP ligt The Canyon Roadhouse, een prima en goedkopere camping met goed eten. Probeer de Amarulla Cheesecake maar eens!
En hiermee kwam er een einde aan 1,5 maand Namibie. Via Keetmanshoop en Aroab staken we de grens met Zuid-Afrika over bij Rietfontein om het afgelegen Kgalagadi Transfrontier National Park (voorheen Kalahari Gemsbok NP) te bezoeken, maar daarover meer in het volgende verslag.
Namibie is een wondermooi land, maar hier geldt wel: je moet van droog en heet houden. In deze categorie heeft Namibie dan ook alles te bieden en vooral ten noorden van Swakopmund is alles nog ruig en wild (vooral Kaokaland). Ten zuiden daarvan wordt het landschap ontsierd door kilometerslang hekwerk waarmee de veeboeren hun immense landgoederen willen afschermen. Tevens wordt alles er toeristischer. Plotseling konden we ineens moeiteloos pinnen en met credit card betalen, waren de toiletten niet alleen schoon maar deden het ook nog en kwam er niet alleen water uit de kraan maar was het nog drinkbaar ook.
Oja, Namibie heeft een prima wegennet maar 95% bestaat uit gravel en zand. Het profiel van je banden verdwijnt als sneeuw voor de zon, wij verloren bijna 4 mm. Enneh… waar het heet is, de wegen gravel zijn en het vaak waait kan je een wasbord-wegdek (=corregation) verwachten als je de gebaande paden verlaat (zoals wij). Na 1,5 maand Namibie waren we totaal geschuffeld! Voor ons “no more corregation!”.