Onderstaand verslag is onderdeel van een 2,5 jaar durende wereldreis die we ondernamen in 2002-2003-2004.
Rondrace door Kenya (15-7-2002/22-7-2002)
De grensovergang van Tanzania naar Kenya verliep erg soepel en omdat we maar zeven dagen in Kenya blijven zelfs zonder kosten! Bij Kisumu is maar een camping, en wel in Dunga, 3 km buiten Kisumu aan Lake Victoria. In de boeken staat de campsite nog te naam onder Dunga Refreshments maar inmiddels heet het Sunset Beach Dunga. Hoe dan ook, het is een echte aanrader om eens lekker bij te komen en je auto weer op orde te brengen. Het wemelt er weliswaar van de muggen ‘s avonds, maar toch...
Vandaag vertrekken we naar Lake Nakuru NP en vervolgens naar Kakamega Forest voordat we naar Uganda gaan. Hopelijk vanuit Uganda meer.
(Hoera voor KPN. Willen we jarige moeder Anke verrassen met een telefoontje, kunnen we nog niet eens ons saldo opwaarderen na 3 uur proberen. En toen was de accu leeg, en we durfden onze tent niet meer uit vanwege de muggen. Misschien dat een vaste lijn straks meer geluk brengt....?)
Tja, daar zit je dan in Kenya met een 7 dagen permit. We waren al niet van plan om lang in Kenya te blijven, dus toen bleek dat aan een 7 dagen permit geen kosten verbonden waren behalve voor de visa, was de keuze snel gemaakt. Maar als echte Nederlanders wilden we het onderste uit de kan halen, dus hebben we van alles gezien door van hot naar her te racen. Maar we begonnen in …
Kisumu. Sunset beach hotel (voorheen Dunga Refreshments) aan Lake Victoria is niet alleen de enige campsite bij Kisumu, maar ook een prima stek. Alleen die muggen… na 17.00 uur is de zon blijkbaar niet meer te sterk voor hun tere oogjes, dus komen ze ik-weet-niet-waar-vandaan tevoorschijn. En in Kisumu bij voorkeur met miljarden tegelijk. We zijn weliswaar (nog) aan de Lariam, maar dat maakt een muggenbeet niet plezieriger. Dus: lange broek, lange mouwen, sokken en schoenen en deet, veel deet (en zweet, veel zweet). De muggen van Kisumu zijn echter van het stevige soort, dus prikken ze pardoes door je kleding heen. De eerste avond zijn we al lek geprikt en alleen de tent brengt redding. Daar gaat wel een buitensporige zoekactie aan vooraf teneinde toch die ene vermaledijde mug aan de binnenkant van het canvas naar het hiernamaals te meppen. Daar is natuurlijk geen gein meer aan, muggen die door je kleding heen prikken. We houden er dan ook serieus rekening mee dat in ieder geval een van ons malaria zal krijgen, en is het niet in Afrika dan toch wel in Azie. Lariam is immers niet “waterproof” en jezelf op muggen kleden helpt dus ook al niet. En deet, dat gebruiken die zoemende rakkers volgens mij als after-shave…
De verhalen over malaria zijn hier niet van de lucht. Het lijkt er op dat als je bij langer verblijf in Afrika (nog) geen malaria hebt gehad, je eerder uitzondering dan regel bent. Je hoort er bijna niet meer bij als je geen malaria hebt gehad! Daardoor zijn er ook allerlei verhalen over de malaria profylaxe, met name over Lariam. Al die verhalen hebben wij eens op een rijtje gezet en inmiddels hebben we besloten dat we toch binnenkort met Lariam gaan stoppen. Lariam heeft al allerlei bijwerkingen, maar bij langer gebruik zou het je lever ernstig kunnen aantasten. En de ons voorgeschreven 35 weken Lariam wordt ons dan toch te gortig. We slikken nog door tot en met Oeganda, en dan stoppen we er mee. Dan moeten we nog voorzichtiger worden dan we nu al zijn. En knoflook, biergisttabletten en lavendel blijken ook al te helpen…
Toch zijn we 2 nachten in Kisumu gebleven om zowel de auto als onszelf op te knappen. En toen waren er nog maar 5 dagen over…
Een ‘groene‘ route bracht ons via Kericho naar Nakuru, de 4e stad van Kenya. West-Kenya is erg groen: het regent er relatief veel (zeker in de bergen) en er wordt veel verbouwd. Dat het economisch veel beter gaat in deze regio dan in Tanzania, blijkt zeker ook uit de mensen. Bij de meesten is er in ieder geval een zekere motivatie te bespeuren, kan er soms een lachje vanaf en is er zelfs een wil om te werken te bespeuren, iets wat bij de gemiddelde Tanzaniaan volledig ontbreekt. De regio rond Kericho is erg mooi: uitgebreide theeplantages in een heuvelachtig landschap. Onderweg worden we overvallen door een wolkbreuk en Rick rijdt door het slechte zicht pardoes een Kenyaan van zijn fiets. Gelukkig niets aan het handje…
Van Kericho zijn we meteen doorgereden naar Nakuru National Park onder de rook van Nakuru. Dat de natuur van Kenya flink onder druk staat van de groeiende populatie blijkt wel uit dit park: relatief klein en volledig omgeven door hekwerk. Binnen die omheining kunnen antilopes, gazelles, giraffes, buffels, leeuwen en zelfs neushoorns “vrij” bewegen. Als we om 17.00 uur het park binnenrijden stuiten we al gauw op een groep witte neushoorns: geweldig! In Nakuru NP is een project gestart om neushoorns te herintroduceren in Kenya. Ze hebben toen maar gelijk aan witte en zwarte neushoorns gedacht, terwijl de eerste nooit in Kenya heeft geleefd… en juist de witte doet het wel goed in Nakuru NP.
Onderweg naar de camping worden we nog achterna gezeten door een buffel, en geloof me, als zo’n chagrijnige kolos achter je aan zit wil je wel op het gaspedaal trappen. Op de campingplaats hebben we een familie Indiers als buren. Zeer luidruchtig zijn ze aan het barbecuen maar als ze even later een geluidje uit de natuur horen, zitten ze in no-time met z’n zevenen ineen gepropt in hun busje, angstig naar buiten schijnend met hun zaklampen. Verbouwereerd slaan we het allemaal gaande, maar als even later de radio aangaat om zogenaamd dieren te verjagen wordt het ons te gortig: vriendelijk vraagt Marieke of in ieder geval die radio uit kan, zodat wij wel van die geluiden uit de natuur kunnen genieten. Als de volgende morgen verse buffelstront op 2 meter van onze tent ligt moeten we toch wel lachen: de dieren gaan uiteindelijk toch hun eigen gang.
Nakuru NP draait om Lake Nakuru, wat vooral beroemd is om zijn flamingo’s. Met zo’n twee miljoen soortgenoten snatert het er flink op los in het ondiepe meer, terwijl de omgeving onveilig wordt gemaakt door zogenaamde “tree-climbing lions”. Vooral buffels komen in flinke kuddes voor: eenmaal worden we ingesloten door zo’n kudde en staren ons “pissed-off” aan, terwijl wij onze auto uitzweten!
Het beste uitzicht op het meer geniet je van de baboon cliffs. Als we daar staan komen er al gauw 2 overlander trucks en 4 busjes bij staan. Als de inzittenden allemaal Nederlanders blijken te zijn, is het voor ons een teken dat het tijd wordt dit park te verlaten.
In de middag rijden we via een goede weg naar Lake Baringo. Hier heeft Rick zo’n 10 jaar geleden ook al eens op de camping gestaan, en er is niet zo veel veranderd. Nog steeds worden boottochtjes aangeboden op het meer om nijlpaarden, krokodillen en visarenden te zien. Wij zoeken een rustig plekje uit op de camping, ver weg van alle overlanders. We koken ons potje, maken ons eerste kampvuur, genieten van de vele vogels en van het meer en het leven is goed…
De nijlpaarden van Lake Baringo komen zoals alle nijlpaarden ‘s nachts aan land om te grazen. Onze camping wordt daarbij meestal niet overgeslagen, daarom hangen er A4-tjes met waarschuwingen: jaag de dieren niet op, geen flits-fotografie en geen zaklampen. Een nijlpaard in het nauw op het land wil namelijk maar een ding: terug naar het water. En als er dan een tent of auto in de weg staat, wordt er dwars doorheen geramd. Vooral nijlpaardmoeders met jong zijn erg nerveus…
Om 20.00 uur is het raak. Wij genieten nog van de maaltijd als er een dame gilt bij de toiletten. Al snel komen er mede-overlanders met zaklampen aangesneld, de stoere mannen voorop. En jawel hoor, daar staat potsierlijk een trotse nijlpaardmoeder met haar kalf te knipperen tegen het felle zaklamp-licht. De twee hebben een omtrekkende beweging gemaakt en komen nu van de landzijde in plaats van de waterzijde. Alle waarschuwingen in de wind slaand schreeuwen de overlanders er op los, schijnen de dieren met zaklampen in de ogen en laten al snel hun fototoestellen flitsen. Velen van die overlanders zijn Nederlanders en wij hebben ons nog nooit zo geschaamd voor onze landgenoten: wat een ongelooflijke stompzinnigheid! Gelukkig laten de nijlpaarden zich niet van de wijs brengen, maar al die schreeuwende Hollanders is ze toch wat te veel en daarom slaan ze een andere weg in. Laat die nou net naar onze auto leiden… Als de dieren tot op 10 meter zijn genaderd nemen wij het zekere voor het onzekere en klimmen op de auto. Rustig passeren de dieren onze stek op weg naar het water, gevolgd door joelende overlanders.
Speciaal om nijlpaarden ‘s nachts te zien grazen hebben we weer onze dakconstructie in elkaar gezet, bestaande uit het muskietennet. Maar dan moet het niet gaan regenen…ondanks alle geruststellingen van de camping-eigenaren plenst het er ‘s avonds flink op los en moeten we snel voor een noodoplossing zorgen. We gooien snel de buitentent over onze constructie heen en slapen door. We hebben alleen geen nijlpaard meer kunnen zien…
De volgende morgen maken we kennis met Camille, een Nederlandse jongen die al 4 dagen wacht op een lift naar Lake Turkana in Noord-Kenya. Omdat echter onlangs twee overland trucks zijn overvallen door noordelijke rebellen zijn er niet veel mensen over die de reis naar Noord-Kenya durven aanvangen. Ook wij brengen geen soelaas, want wij gaan naar het westen.
Diezelfde dag rijden we een ontzettend mooie route van Lake Baringo naar Eldoret, dwars door The Great Rift Valley (of Grote Slenk zoals wij hem noemen), de breuk die dwars door Afrika loopt van Ethiopie naar Zambia. Onze LaRo puft en steunt op de steile hellingen, maar we komen er wel. Voor eenieder die hier in de buurt komt, is deze route een echte aanrader.
Via Eldoret komen we bij ons volgende doel, Kakamega Forest bij het plaatsje Kakamega. Hier is nog een echt regenwoud te vinden, een van de laatste van Kenya. Ook ontmoeten we er weer Coen, een chauffeur van een overland truck, deze keer een Shoestring-groep. Met hem kletsen we gezellig in het donkere bos, met de luidruchtige Shoestring-groep op de achtergrond.
Over overlanders wordt door individuele reizigers veel geschreven en geklaagd. Ze zouden a-sociaal, ongeinteresseerd en onbeschoft zijn. Daar wij zowel individueel als in groepsverband hebben gereisd, hebben ook wij hier een mening over. Maar misschien moeten we eerst even uitleggen wat een overlander is. Overlanders reizen in een groep van 16 tot 24 mensen in een daarvoor speciaal geprepareerde truck. In een aantal weken tot maanden bereizen ze minimaal twee tot wel een tiental Afrikaanse landen in een recordtempo.
Reizen op die manier heeft als nadelen dat je weinig contact hebt met de lokale bevolking, alles beleeft vanaf een troon (de truck) en zich niet bemoeien met andere reizigers. Dat is allemaal in meer of mindere mate waar. Ook deze Shoestring-groep (allemaal Nederlanders) laat ons volledig links liggen, ondanks het feit dat je toch niet elke dag een auto met Nederlands kenteken in kenya tegenkomt. Aan de andere kant is een overland tour een prima mogelijkheid om in korte tijd veel te zien van Afrika: vervoer en verblijf worden geregeld en je kan je tijd volledig gebruiken om alle indrukken op te doen. Tevens kan een groep heel gezellig zijn om mee te reizen (Wij hebben elkaar ontmoet tijdens zo’n reis….!). Kortom, wat ons betreft zijn er voors en tegens. Als je individueel reist zijn deze groepen soms wat al te luidruchtig. Zo stonden we op Snake Camp bij Arusha (Tanzania) tussen maar liefst 8 overland trucks!
Wij zijn naar het Kakamega Forest gekomen om te genieten van een echt regenwoud, dus willen we niet een van de flauwe half uur wandelingetjes door het woud maken. Nee, wij stoere reizigers kiezen voor een 10 km lange trail, diep het woud in. Volgens onze ranger wordt het pad niet veel gebruikt… en dat is niets te veel gezegd. Vaak is er namelijk helemaal geen pad en baant de ranger zich al hakkend met een machete een pad door de dichte vegetatie. Meer dan eens moeten we stroompjes over springen en eenmaal moeten we zelfs polsstok springen om een riviertje over te kunnen steken. Het woud is inderdaad erg mooi, maar de bewoners laten zich (zoals in elk regenwoud) nauwelijks zien. Er zouden hier 7 apensoorten zijn en van 6 daarvan zien we slechts een flits tussen de bomen. Als we na 6 uur ploeteren moe maar voldaan bij de camping aankomen, blijkt dat hier reeds makkelijker te benaderen Colobus-apen zitten. Hebben we daarvoor 6 uur lang ons best gedaan…
Na nog een overnachting in het woud worden we gewekt door de roep van Colobus-apen, die klinkt als een haperende diesel-motor. Dag 7 in Kenya is aangebroken dus moeten we vandaag het land uit. Nog even langs de bank om Kenyase Shillingen om te wisselen naar dollars…verrek, het is Zondag! En dan is echt elke bank en wisselkantoortje gesloten. Dat heb je als je 2 maanden onderweg bent: je vergeet welke dag het is. We hebben dollars nodig, dus zit er niets anders op dan nog een nacht op de camping in Kisumu door te brengen, geld te wisselen in Kisumu en het risico te lopen dat ze moeilijk gaan doen aan de grens (op dag 8).
Om een inmiddels lang verhaal kort te maken: alles ging goed en op 22 juli kwamen we Oeganda binnen. Op naar de gorilla’s, chimpansees en voor ons een totaal nieuw land.
Later!