Onderstaand verslag is onderdeel van een 2,5 jaar durende wereldreis die we ondernomen hebben in 2002-2003-2004.
Botswana: !Kung en Okavango (2-1-03/14-1-03)
Na al het lodge- en moeder Anke geweld was het tijd voor even wat gas terug. Robyn-Anne en Edjan waren zo vriendelijk hun huis in Livingstone ter beschikking te stellen terwijl zij de feestdagen in Nederland doorbrachten. Hier brachten wij een week door met slapen, lezen, auto nakijken en al die andere dingen die normale mensen ook doen. Bovendien kregen we meteen een idee hoe het zou zijn om in Afrika te wonen. Hoe het is als er weer eens geen water uit de kraan komt. Of alleen maar koud water. Of alleen maar gloeiend heet water. Hoe het is als het maar niet wil gaan regenen en het elke dag 40 graden Celsius is en je ‘s nachts je bed uitdrijft van het zweet en je zelfs een fles met bevroren water als een surrogaat-baby tussen je in legt! Hoe het is als de nachtwaker elke nacht niet waakt maar slaapt. Of als de hulp in de huishouding geen hulp biedt maar in de weg loopt. Hoe het is om een mieren- en kakkerlakkenplaag te hebben en om skinken niet alleen om je huis, maar ook in je huis te hebben rondlopen. Maar vooral hoe het is om Indiers naast je te hebben wonen...
Deze Indiase familie blonk uit in allerlei bizarre gedragingen en het mango-verhaal is daarvan een mooi voorbeeld. In Livingstone was het nog steeds mango-tijd en de familie India had een geweldige mangoboom in de tuin staan. Die zuchtte onder het gewicht van de vele mango‘s die erin hingen. De boom hing over de met glasscherven en prikkeldraad bezette omheining van het huis van de familie India tot over de straat. Dit tot grote vreugde van de overige Zambianen in Livingstone. En tot groot verdriet van de familie India. Vooral van ma India, de matriarch en tevens dictator van de familie.
De mangoboom zorgde voor onevenredig veel Zambiaans voetvolk in de straat. En allemaal hadden ze een stijve nek van het omhoog staren naar al die rijpe mango‘s in de boom. En allemaal zag je ze denken: hoe krijgen we die mooie, sappige, rijpe, geweldige mango‘s uit die boom? De familie India was geenzins van plan hen hierbij te helpen want mango‘s brachten geld op en een beetje Indier probeert overal een slaatje uit te slaan. Zo kwam het dat elke ochtend om 6.00 uur een hele schare vrouwen zich verzamelde voor de poort om mango‘s aan te kopen ter wederverkoop. En elke ochtend hadden ze luidkeels ruzie met ma India over de prijs. Die bij voorkeur hoger lag dan waarvoor de dames de mango‘s konden verkopen. Dus werden wij ook elke ochtend om 6.00 uur wakker...
Sommigen van de Zambiaantjes met stijve nek hadden snode plannetjes en wisten mango‘s uit de boom te stelen. Vaak simpelweg door een stok in de boom te gooien. Als ma India dat door had stuurde ze haar honden erop af die de diefjes door de straten achtervolgden. En eenmaal stuurde ze haar man met geweer erop af, die het allemaal wat al te serieus nam en zelfs een schot (ter waarschuwing?) loste. Als laatste redmiddel zette ma India een stoel midden op straat met zichzelf er op. Om "haar" mango‘s te bewaken. Het was te zielig voor woorden...
Toen we schoon genoeg hadden van het Indiase geleuter gingen we op weg. En het was weer goed om onderweg te zijn. We hadden er heel veel zin in. Livingstone bevindt zich niet ver van een 4-landen-punt: Namibie, Botswana, Zambia en Zimbabwe komen hier zo ongeveer samen. Namibie komt daar terecht door aanspraak te maken op een 400 km lang, doch smal pieletje land wat Agola van Botswana scheidt en uitkomt bij Zambia en Zimbabwe. Dat pieletje wordt de Caprivi-strip genoemd en is vooral berucht omdat hier twee jaar geleden een Franse familie werd vermoord door Angolese rebellen. Inmiddels is alles weer rustig. Voor Afrikaanse begrippen. Deze Caprivi-strip was ons doel. Via die strip wilden we het noordwesten van Botswana bereiken met twee doelen: 1. de Tsodilo-Hills, de heilige heuvels van de San of Bushmen, bezaaid met eeuwenoude rotstekeningen en 2. de Okavango-delta, Hier waren we drie jaar geleden ook al geweest, maar toen bezochten we de inner-delta vanuit Maun. Nu wilden we de zgn. Okavango-panhandle (steelpannetje) bezoeken.
De route wordt nu wat ingewikkeld en voor de werkelijk geinteresseerden raden we aan de atlas erbij te pakken. Vanuit Zambia kan je maar op een manier direct de Caprivi-strip bereiken: via de grensplaats Katima Mulilo aan de Zambezi. Omdat de weg van Livingstone naar Katimo Mulilo heel slecht schijnt te zijn kozen wij voor een prettiger alternatief: via Botswana. We reden van Livingstone westwaarts tot aan Kazangula. Daar namen we de ferry (15$) naar Botswana, reden dwars door het beroemde Chobe National Park tot de grensplaats Ngoma Bridge en passeerden daar de grens met Namibie, precies de Caprivi strip in. Vooral Chobe NP maakt deze route heel leuk, want het park is beroemd om de vele olifanten en wij moesten dan ook tweemaal in de remmen knijpen voor overstekende olifanten. Uiteindelijk kwamen we dan toch uit in Katimo Mulilo voor een romantisch kampeerplekje aan de Zambezi-rivier.
Vervolgens reden we 350km door de Caprivi-strip met aan de noordzijde Angola en aan de zuidzijde Botswana. In het plaatsje Mohembo staken we dan weer de grens over met Botswana. De grensovergang lag midden in Mahango NP dus ook hier heb je weer kans op wild (wij zagen overigens niets).
Ondanks het feit dat deze grensovergang niet veel gebruikt wordt, nemen de beambten alles heel serieus (een beetje te...). Zo kwamen we aan bij het totaal verlaten douanekantoor van Botswana. Aan het grote aantal verlaten parkeerplekken te zien hopen ze hier ooit honderden bezoekers te krijgen, maar nu waren we de enigen. We parkeerden de auto voor het kantoor, maar toen stoof een opgewonden beambte uit zijn kantoor omdat we onze LaRo niet netjes in een van de parkeervakken hadden gezet (naast al die andere lege vakken). Want we blokkeerden de boel...
Het eerste wat opviel aan Botswana was dat de levensstandaard niet veel hoger leek te liggen dan in Zambia. Ook hier weer rieten- en kleihutjes, vaak in een grotdroog landschap. Het enige verschil waren de houten omheiningen om het stof en het wild buiten te houden. Zo‘n omheinde gemeenschap wordt een kraal genoemd.
We reden tot aan Shakawe, net na de grens. Daar kampeerden we bij Drotsky‘s Cabins, een echte aanrader. Vanuit het hoofdgebouw kijk je zo over de Okavango-rivier en de papyrus-kragen. Bovendien zagen wij meteen een sitatunga, een atilope die we al heel lang hadden willen zien! De campsites zijn prachtig, alleen moet je wel uitkijken voor de bijdehande vervet-monkeys. Zo ontmoetten we de Engelse Clifford wiens pakje sigaretten net was gestolen door de apen. Omdat Clifford zo onvriendelijk was er geen aansteker bij te doen, hadden de apen niets aan hun buit en gooiden de sigaretten maar in de Okavango!
De Okavango is een van ‘s werelds meest belangrijke wetlands maar staat sterk onder druk. Zo wist eigenaar Jan Drotsky te melden dat door structureel gebrek aan regen de Delta langzaam uitdroogt. In de 14 jaar dat hij aan de Okavango woonde, was het waterpeil reeds 2 meter gedaald.
Bovendien dreigde een ander, nog groter gevaar: vanwege de toeristen hadden de autoriteiten met succes de tseetsee-vlieg bestreden, maar daardoor zagen de lokale veeboeren hun kans schoon om hun vee de Okavango in te leiden.
Ons eerste doel waren de Tsodilo-Hills op zo‘n 75 km afstand van Shakawe. Die heuvels, bestaand uit een 3-tal stuks, vormen grondgebied van de Bushmen/bosjesmannen of San en dat al voor duizenden jaren. Dat wilden ze blijkbaar vroeger graag laten weten, want allerlei rotstekeningen sieren de bergen. Volgens de Lonely Planet is de weg er naar toe "excruciating", maar inmiddels is aan de weg gewerkt en is alleen nog de laatste kilometer aanpoten. Die leidt door heel fijn wit zand en onze LaRo was daarna dan ook wit i.p.v. groen. Overigens wordt ook de laatste kilometer inmiddels aangepakt, dus toekomstige reizigers kunnen gerust op weg naar deze heuvels.
De San-stam ter plekke is de !Kung (de ! staat voor het klik-geluid waarmee hun taal vergeven is, klinkt heel grappig maar er is werkelijk geen enkel touw aan vast te knopen. Probeer het niet zelf want je spendeert uren om je tong weer uit de knoop te krijgen!). In samenwerking met de overheid heeft de !Kung een museumpje neergeplant, overigens voornamelijk bestaand uit tekstpanelen. Zo leerden we dat de woestijn waarin de heuvels stonden vroeger een meer was en dat de tekeningen wel 10.000 jaar oud waren.
Gelukkig waren de heuvels heel wat aantrekkelijker dan het museum. De omgeving was prachtig, vooral vanaf een van de heuvels. De top (400 meter) bereikten we na een steile en moeilijke klim, maar de prijs was een grandioos uitzicht op de uitlopers van de Kalahari-woestijn, die tijdelijk groen was gekleurd a.g.v. de schaarse regen. Wij stonden op de heuvel "female" (vrouw), geflankeerd door "male" en "child". De tekeningen waren ook interessant en soms mooi. De neushoorns op paneel 10 waren indrukwekkend, de walvis op paneel 10 verbazingwekkend en de "dancing penises" (dansende penissen) op paneel 17 waren lachwekkend.
Dit gebied is woestijn en dat was te merken ook: het was moordend heet. Dat weerhield duizenden vliegen er overigens niet van om ons te vergezellen, waar we ook gingen.
Onder een schitterende sterrenhemel hebben we op een eigen stekkie de nacht doorgebracht OP de LaRo...
Omdat de kans op wild in de Okavango-delta relatief klein was a.g.v. de regens en omdat we een lange tocht in een mokoro (=uitgeholde boomstam-kano) onder een verzengende zon niet zo zagen zitten, kozen we voor een alternatief. Vanuit Sepupa verkenden we met een motorboot de Okavango-panhandle en lieten de mokoro-tocht een herinnering van 3 jaar terug blijven. De 3,5 uur durende tocht was heerlijk. Af en toe dobberend op het water en kijkend naar lechwe-antilopen, kraanvogels en krokodillen, af en toe vluchtend voor agressieve nijlpaarden en af en toe scheurend door de bochten. Heerlijk!
Na dit korte bezoek aan Botswana zijn we naar namibie gegaan. Daarover later meer!