Onderstaand verslag is onderdeel van een 2,5 jaar durende wereldreis die we ondernamen in 2002-2003-2004.
Alaska: The Last Frontier (16-7-2003/14-8-2003)
Alaska. Synoniem voor ongerepte wooden, barre omstandigheden, meedogenloze bergtoppen en ruige gletsjers. En van sneeuw, heel veel sneeuw. Maar ook van zalmvissende beren, troepen wolven en reusachtige elanden. En van muskieten, heel veel muskieten. En het klopt allemaal.
Alaska, de 49ste staat van de Verenigde Staten en ook wel The Last Frontier genoemd, is veruit de grootste staat van de US. En ook het meest ongerept. Er zijn een aantal wegen te vinden tussen de grotere steden, maar de rest is alleen per vliegtuigje of boot te bereiken. Alaska is net zo groot als Engeland, Frankrijk, Italie en Spanje tesamen, maar tegelijkertijd wonen er zo weinig mensen dat als Manhattan net zo dunbevolkt zou zijn er maar 16 mensen zouden wonen!
Door zijn afgezonderde ligging en bizarre klimaatsomstandigheden is alles in Alaska ook flink duur. Erg duur zelfs. Dus wat moet je daar dan als wereldreiziger met een backpack-budget, zul je je afvragen? Tja, dat ongerepte he. Dat ruige. Dat avontuurlijke. Dat trok ons enorm aan. We hadden er wel rekening mee gehouden dat het relatief het duurste deel van onze reis zou worden. En dan zijn we nog voorzichtig geweest…
Muskusossen
Nog helemaal in Afrikaanse sferen zouden wij in Alaska eens even precies hetzelfde doen: kom maar op met je wolven, beren, elanden, caribou’s en lynxen. Helemaal fout dus. Alaska kent weliswaar de hoogste concentratie beren van heel Noord-Amerika, maar dat is toch nog heel relatief. De dieren lopen bepaald niet te hoop naast de wegen en zelfs tijdens het hiken zagen we betrekkelijk weinig wild. Nee, die beesten zijn ook niet dom. Die kiezen voor mooie, afgelegen gebieden waar mensen moeilijk kunnen komen. Geef ze eens ongelijk. In Alaska wemelt het namelijk van de jagers, Niet voor vlees in de vriezer, maar gewoon voor de leuk. Voor de jachttrofeeen. En overal waar we kwamen, van visitor centre tot souvenirwinkel tot restaurant, overal waren opgezette beren, wolven en elanden te zien. Zelfs ijsberen en muskusossen. We werden er echt helemaal niet goed van. Weerzinwekkend, wreed en onnodig bovendien. Uiteindelijk hebben we veel en veel meer opgezette dieren gezien dan in het wild. En het kan nog erger. Zo is de wolvenpopulatie in Alaska nog maar een fractie van wat het ooit is geweest. Allemaal afgeschoten, vanwege allemaal indianenverhalen. En wat doen ze met de rest van deze prachtige, sociale dieren? Alaska heft juist toestemming gegeven om wolven te mogen afschieten in de winter vanuit helicopters. Dat is toch niet meer van deze eeuw? (en ook niet van de vorige overigens). En oja, al het andere wild mag gewoon vanuit de auto, vanaf de autoweg worden neergeschoten. Natuurlijk heb je een vergunning nodig, maar dat is zo geregeld. Na Bush stonden de Amerikanen bij ons al niet zo hoog op de ladder, maar zu zijn ze er helemaal afgetuimeld.
Een van onze wensen was om grizzly-beren te zien die zalm uit de rivier vissen. Om dat een beetje verantwoordelijk te doen met bovendien een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat we ze ook zouden zien, moesten we toch wel naar Katmai NP, McNeil River Sanctuary, Kodiak Island of Admiralty Island. Stuk voor stuk beschermde, maar afgelegen gebieden (alleen met vliegtuig bereikbaar) en met een streng toegangsbeleid. Zo kost een of meer dagen beren kijken in Katmai NP gauw 500$ per persoon, en dan sta je nog met tientallen hopeloze fotografen te vechten op een platform voor de beste stekjes. En muskusossen zien in het barre noorden is nog een graadje erger. Dus moesten we creatief zijn. Zowel met de beren (zie later) als met de muskusossen.
In het geval van de muskusossen konden we terecht bij het Research Institute for Large Mammals. Zij doen onderzoek naar onderzoek naar muskusossen en hebben er tientallen staan in grote weiden. En inderdaad, daar stonden ze. Een klein type rund met een te ruime bontjas aan, zo uit de oertijd getrokken. Schitterende dieren!
Aan de weg stonden 3 mannetjes en die waren erg hitsig. Rick had zijn telelens nog niet tevoorschijn gehaald of daar stormde er een in volle stampede naar het hek. Rick stond nog te twijfelen of hij werd aangezien voor een rivaal of een lekkere wijfjes-os, toen het dier vol in de remmen ging en op 50cm van de lens (en het hek!) stond na te snuiven. Moest er dus toch weer een andere lens op...
Ondanks het feit dat we de muskusossen dus niet in het wild hebben gezien, was dit bezoek meer dan de moeite waard. Alleen al om te zien welke diersoort wij mensen nu weer op het randje van uitstreven hebben gebracht.
Denali National Park
Denali NP is het Kruger NP van Alaska. Daarom waren we gewaarschuwd: ga er niet heen, duizenden toeristen, net een dierentuin, je kan er alleen met een toeristenbus in. Maar...wij vonden het geweldig. Mede-reizigers, kijk alsjeblieft wat verder dan je neus lang is want Denali NP is wonderschoon. Op veel van jullie websites kwamen we namelijk negatieve verhalen tegen. Slaat nergens op. En het hoeft je niet al te veel te kosten, als je maar een beetje inventief bent.
Denali NP is gevormd rondom de hoogste berg van Alaska EN de US, namelijk Mount McKinley. Met ruim 6000 meter hoog is deze witte reus zeer imposant om te zien, en omdat het de hoogste is komen dus al die Amerikanen op bezoek. Immers, alles wat het hoogste-snelste-beste-verste is, dat scoort bij Amerikanen. Enfin, Denali NP trekt daarom in amper 3 maanden tijd bijna een half miljoen bezoekers aan. Daar wil een beetje wolf of beer wel van in de stress schieten. Dat hadden ze in Denali ook wel door, dus bedachten ze een ingenieus systeem: niemand mag meer met zijn eigen auto het park in, maar alleen met een bus. Kijk, dat is dus niets voor de onafhankelijke reiziger, zal je denken. Maar integendeel. Al die braven mensen blijven namelijk netjes urenlang in de bus zitten op zoek naar die ene grizzly-beer en stappen alleen uit op rustpunten en uitkijkpunten. Maar jij, als avontuurlijke reiziger en hiker, stapt uit en trekt de stoute wandelschoenen aan. En dan heb je opeens het rijk alleen. Denali kent namelijk geen wandelpaden. Die moet je zelf maken. Je kiest gewoon een stek en gaat erop uit. Door de bosjes, over de toendra, rivieren overstekend, bergen beklauterend. En om elke hoek, struik of boom kan een beer, wolf of eland staan. En dat is heel spannend, kunnen wij je vertellen. Want wij hebben het 4 dagen lang gedaan.
Wij kampeerden op Savage River Campground in het park. De eerste dag beklommen we Mount Healy (1800m) aan het begin van het park, overigens de enige trail van betekenis dat Denali kent. 700m hoger hadden we een mooi uitzicht over de vallei en de omringende bergen. Het kostte ons bijna 2 uur om op de berg te komen (weer een berg voor Marieke).
De tweede dag bracht de bus ons naar Eielson Information Centre. De route was werkelijk geweldig, wat een landschap. En het weer...was fantastisch. Wat hadden wij een geluk. De dagen voor ons bezoek had het geplenst en zelfs gesneeuwd en waren flinke overstromingen opgetreden. De dagen na ons bezoek precies hetzelfde liedje. Maar wij...wij hadden zon en blauwen hemel. Mt McKinley was in al zijn glorie te zien en dat is zelden het geval.
Onderweg in de bus bleek ons eerste geluk in Denali. Nu moet je weten dat het park ongeveer 400 grizzly-beren en slechts 100 wolven telt, en iedereen is op zoek naar een glimp van beiden. Zo worden wolven slechts door 10% van de bezoekers ook daadwerkelijk gezien. Maar bij ons was het raak: daar stonden ineens op een kilometer afstand twee wolven in het landschap, een grijze en een zwarte. Weliswaar alleen met een verrekijker een beetje van een doorsnee-herdershond te onderscheiden, maar toch. De wetenschap dat we naar twee echte, wilde wolven keken maakte het toch heel opwindend.
Eenmaal bij het Information Centre beklommen we de bergen erachter en na 500 meter zwoegen hadden we de wereld helemaal alleen. Wat een natuurgeweld, het benam ons gewoon de adem. Toendra en meertjes zover het oog reikte, begrenst door weergaloze sneeuwtoppen met een schitterende Mt McKinley als bekroning. Het kon allemaal niet op. Vooral niet toen Marieke een beetje doorsloeg met het vinden van ons eigen pad. Na de bergbeklimmingen wilde ze afdalen naar een rivierbedding, bijna 100 m lager. Door wilde struiken. Langs een steile helling. Dat hebben we geweten. Hangend aan struiken terwijl de rotsen onder ons vandaan schoven strompelden we naar beneden. Ondertussen ook nog af en toe in de handen klappend om grizzlyberen te verjagen. Maar dan moesten we weer die struik loslaten en.... Enfin, je snapt het al na veel bloed, zweet en tranen waren we toch veilig beneden en stond Marieke heel tevreden over zichzelf te wezen...
Dieren hebben voorrang in Denali en dat is maar goed ook. Maar omdat dieren geen flauw benul hebben van autowegen moesten we wel af en toe geduld hebben. Op de terugweg stond er ineens een caribou op de weg die van geen wijken wilde weten. Op een sukkeldrafje liep het over de weg, terwijl op gepaste afstand in de bus volgden. Met 5 km per uur. Voor 20 minuten lang...
Maar daarmee was wel gelijk het hek van de dam. Opeens ging de bus in de remmen en naast de weg ... liep een grizzly-mama met haar jong. Gezellig wandelde ze tussen de struiken op zoek naar besjes, daarbij de inmiddels 2 bussen volledig negerend. Geweldig mooie beesten overigens. Maar toen... ineens... zagen we aan de andere kant van de weg, juist naast de bus voor ons, een andere moeder-grizzly met jong uit de bessenstruiken struinen. Mama beer keek verstoord naar de bus, twijfelde even of ze links- of rechtsom moest gaan en vervolgde statig haar weg, haar jong er achteraan hobbelend. Tjongejonge, wat een feest allemaal zeg. Op een dag twee wolven en 4 grizzly’s en een eigenwijze caribou bovendien! Een dag om in te lijsten!
Ook op dag 3 scheen bleekjes de zon na een aantal uurtjes regen, en togen wij op weg naar Highway Pass, het hoogste punt van de enige weg die het park in voert. En onderweg...weer raak. Eerst een moedergrizzly met jong op een berghelling. Het jong had net een lief eekhoorntje gevangen en zat er intens gelukkig mee te gooien en ravotten alsof het een lappenpopje was. Hilarisch was het vooral toen de baby-beer koppeltje-duikelend de berg afkwam.
Twintig kilometer verderop zagen we een moedergrizzly met twee jongen, tevergeefs starend in de rivier of er toch niet al een zalmpje voorbij zwom. Aan al die pasgeboren jongen was overigens duidelijk te zien dat de papaberen het druk hadden gehad....
De bus zette ons af op een mooi toendra-weidje met uitzicht op rivierbeddingen, gletsjers en besneeuwde bergtoppen. We hadden echter nog geen 500 meter afgelegd richting de rivierbedding op een bus stopte op de weg en iedereen keek met zijn verrekijker naar ons. Nou nou, zelfs hikers zijn hier blijkbaar zeldzaam. Een beetje ongemakkelijk (immers, een hele buslading stond naar ons te kijken) vervolgden wij onze weg maar verdorie, daar was een tweede bus die ook stopte en weer hing iedereen uit het raam naar ons te kijken. Toen kwam Rick op het lumineuze idee dat het misschien niet om ons ging, maar om wat anders. Met de verrekijker speurden we nerveus de omgeving af en... op ongeveer 300 meter even nerveus naar ons te kijken! Wat nu? En ware patstelling was het gevolg maar na enige tijd blies de wolf waardig de aftocht en ging uiteindelijk op veilige afstand onderaan een berg liggen. Of wij angst hadden? Eigenlijk niet nee. Zo’n wolf lijkt echt helemaal niets anders dan elke husky of herdershond en daarmee net zo (of juist niet) indrukwekkend. Alleen omdat we wisten dat het een wolf was maakte het wat spannend. En ook omdat twee busladingen toeristen heimelijk hoopten dat “die wolf die twee argeloze, onschuldige wandelaars aan zou vallen” en ze de foto van het jaar konden schieten...
We zwierven heerlijk over toendra, genoten van crackers met pindakaas op heuveltoppen en begluurden een caribou vanachter graspollen toen Marieke verklapte dat ze het toch wel spannend en leuk zou vinden als we een grizzly zouden tegenkomen. En wat bewoog daar ineens op 1,5 kilometer afstand? Jawel, een grizzly. Natuurlijk had het dier ons wel door maar de afstand was groot genoeg om ons te negeren. Tevens waren we inmiddels bij de weg aangekomen en voelden wij ons ook wat veiliger (sloeg feitelijk nergens op). Wetende dat beren bijna 50 kilometer per uur kunnen halen betekende dat de beer in amper 1,5 minuut bij ons op de stoep had kunnen staan.
Dat de Denali-grizzly’s toch echt wild zijn bleek wel uit het feit dat in de voorgaande week een bus was aangevallen door een grizzly. Die had zijn spiegelbeeld in de busdeur gezien en was zonder aangevallen. Gelukkig had hij geen kaartje gekocht dus hij kwam er niet in.
Het 10% gemiddelde aan bezoekers dat een wolf ziet hebben wij wel omhoog geschroefd. Op de terugweg was het namelijk weer raak. Maar deze wolf maakte het wel helemaal bont. 15 Minuten lang liep hij voor de bus uit op de weg, soms voor en zelfs naast de bus zijn behoefte doend! Tja, ook een wolf kiest voor de makkelijkste weg.
De laatste dag van Denali was een van de mooiste. We hadden een tip gekregen om Cathedral Mountain (1700m) te beklimmen. Zo gezegd zo gedaan. De bus zette ons weer af en wij zagen een berg en klommen er dus op... om er op de top achter te komen dat we de verkeerde hadden beklommen. Met halsbrekende toeren gleden, klauterden en vielen we aan de andere kant naar beneden en beklommen de juiste Cathedral Mountain. Na zo’n 700 meter klimmen was de beloning fantastisch: wat een uitzicht. Met geen pen te beschrijven, we laten nog wel eens de dia’s en video zien. Het weer was goed en Dall Sheep lagen gezellig op de uiterste berghellingen te soezen in de zon. Ja inderdaad, wij vonden Denali geweldig!
Als reiziger vraag je je nu af: en hoe kun je het nu betaalbaar en leuk houden in Denali? Hier onze tips. Het goedkoopste is om een gratis backcountry permit aan te vragen en de zgn. Camperbus (22.50$) te nemen naar jouw unit en dan heb je het rijk alleen. Wil je niet je eigen tent op je rug dragen, boek dan een camping in het park (18$; let op: sommige campings zijn voor tenten gesloten vanwege wolven). Vandaar hoef je alleen maar eenmaal een camperbus-kaartje te kopen (22.50$) en daar kan je je gehele verblijf in Denali mee het park in. Een camperbus is sowieso sterk aan te raden. Het alternatief is namelijk de toerbus waar je per rit tot 33$ voor moet betalen EN waar je een irritante chauffeur krijgt die om de haverklap in de microfoon roept “How are we doing today?” en “Are we all having fun yet?” EN je bovendien je autogordels om moet bij een snelheid van 40 km per uur. Rare jongens, die Amerikanen.
Oja, een nadeel: vanwege de drukte moet je campsites in Denali wel vantevoren reserveren.
Anchorage
Nee, Anchorage is niet (meer?) de hoofdstad van Alaska, want dat is Juneau. Maar hier leeft wel veruit de meerderheid van de Alaska-populatie. Een typisch Amerikaanse stad met een gratenmodel aan wegen waarbij de avenue’s van noord naar zuid lopen en de streets van oost naar west (of andersom?). Natuurlijk met zwervers op straat, en hier waren dat vooral Inuit/Eskimo’s die aan de drank waren geraakt.
In Anchorage hebben we wat Amerikaanse cultuur opgesnoven (bestaat die dan?) in de vorm van bioscoopfilms, een etentje “buiten de deur” (c.q. tent) en... een kralenwinkel. Marieke is helemaal “in-de-kralen” en maakt tegenwoordig haar eigen armbanden (of eigenlijk liever voor anderen).
Op de camping bij Anchorage kwamen we ook in aanraking met de negatieve kant van de Amerikaanse maatschappij. Meteen bij aankomst merkten we al aan het type mensen dat deze camping anders dan anderen was. Enfin, wij een plekje uitgezocht en onze tent opgezet en vervolgens betalen. De man bij de receptie vroeg ons echter of we toch niet een ander plekje wilden uitkiezen. We hadden namelijk precies een plek uitgekozen tussen twee rivaliserende groepen die het al een paar nachten met elkaar aan de stok hadden! Toen wij besloten dat we het er toch maar op gokten wist hij ons bovendien te vertellen dat we pal naast vuilcontainers stonden, waar hij nu al een week lang twee beren had moeten verjagen! Ok, ok, wij waren overtuigd. Toen even later een politie-auto het campingterrein op reed om een meisje mee te nemen dat sterk verwaarloosd werd door haar ouders, werd ons wel duidelijk dat hier sprake was van permanente campingbewoners. Te arm om een huis te kunnen veroorloven, dus daarom maar op de camping. Ook ouderloze jongeren waren er veel te zien. En de douches kregen geregeld stiekem bezoek van stadsbewoners die hun waterrekening niet meer konden betalen.
Ons nieuwe stekkie bracht overigens ook geen soelaas. Midden in de nacht arriveerde een drietal met hond dat tot 5 uur ’s ochtends op 10 meter afstand van onze tent rond het kampvuur bleven ouwehoeren, hout hakten en hun hond om de haverklap tot de orde riepen: “Blue, lay down. Laaaaaaaaaay Dooooooooown!!!”
Kenai Peninsula
Het Kenai Schiereiland is DE toeristische trekpleister van Alaska. Voor Amerikanen dan. Eerlijk gezegd: wij vonden er niet veel aan. Plaatsjes als Seward en Homer zijn vreselijke toeristische bedoeningen gevuld met de meest afschuwelijke souvenirwinkeltjes die je alleen in je nachtmerries tegenkomt. Maar om toch wat te noemen...
Op weg naar Seward reden we rond de Turnagain Arm, een verlengstuk van de zee. Precies in dat deel leeft een groep Beluga’s oftewel witte dolfijnen. En we hadden het geluk ze te zien. Of eigenlijk wat ervan te zien was. Dat was namelijk niet meer dan een dozijn witte bolletjes in zee. De meeste mensen herkenden ze dan ook niet en reden gewoon door. Maar toch, wij hebben Beluga’s in het wild gezien!
Bij Seward begint het Kenai Fjords NP, eigenlijk alleen per dure cruise te bezoeken en te bekijken. Daarop is een uitzondering: Exit Glacier. Kenai Fjords wordt gevormd door de gletsjers die van een flink pak ijs, Harding Icefield, uit de bergen gevoerd worden. Al die gletsjers komen op zee uit op Exit Glacier na. En dat is een regelrechte aanrader: daar kun je zo met de auto naar toe en een kort wandelpad leidt tot op 10 meter van de gletsjer. En pas dan zie je hoe groot zo’n gletsjer eigenlijk is. En wat een pak ijs er eigenlijk naar beneden komt.
Nog veel interessanter vonden wij het om naast de gletsjer omhoog te lopen via de Harding Trail en uiteindelijk, na door uitgestrekte sneeuwvelden geploeterd te hebben, uit te kijken over de Harding Icefield zelf. Wel een tocht van bijna 6,5km continue stijgen. En omdat “what goes up must come down” ook weer 6,5km dalen. Maar het resultaat was fantastisch. Een ijsvlakte zover als we konden zien, af en toe onderbroken door zarte bergtoppen. En van die ijsvlakte vertrokken diverse gletsjers. De knieen waren na die dag flink aan renovatie toe, maar het was de moeite meer dan waard.
Oja, wat ook meer dan de moeite waard was, was de (gratis) camping aan de voet van de gletsjer. Lekker rustig in een hele mooie omgeving. Bovendien zagen wij er onze eerste Porcupine (soort uit de kluiten gewassen egel, maar dan anders).
Na Seward reden we naar de andere kant vanb het Kenai schiereiland, naar het plaatsje Homer. Die route vonden wij eigenlijk wat tegenvallen. Wat ons wel duidelijk werd was waarom dit gebied zo populair is: vissen, vissen en nog eens vissen. Eens per jaar zwemmen de zalmen namelijk vanuit zee de rivieren weer op, op weg naar hun paaigronden voordat ze en masse sterven. Dat doen de verschillende soorten zalm met duizenden tegelijk, en soms leken de bergstroompjes meer zalm te bevatten dan water. En die zalm trekt dus al die vissers aan. En die vissers zijn regelrechte stumpers! Daar stonden ze dan, schouder aan schouder aan de rivier, hun hengeltjes uit te gooien om meer verstrikt te raken in de vislijn van de buurman dan daadwerkelijk wat te vangen. En allemaal willen ze maar een ding: de grootste vangen... Het werkte ons verschrikkelijk op de lachspieren. Dat lachen verging ons echter al gauw toen we hoorden dat natuurlijk niet alleen vissers op de zalm afkwamen, maar ook de beren. Dat doen ze immers al eeuwen, lang voordat er vissers waren. En omdat er zo ontzettend veel vissers zijn komt het nogal eens tot confrontaties. Tijdens ons verblijf wraen al 4 mensen aangevallen; een man was daarbij een oog kwijtgeraakt. Dat is natuurlijuk knap lullig, maar laten we eerlijk zijn: de beer vist om te overleven en de visser vist voor de fun. Wie voorrang heeft lijkt ons wel duidelijk. De overheid van Alaska heeft ’s nachts in ieder geval die voorrang inderdaad aan beren gegeven; dan mag er niet door mensen gevist worden. Maar in de kranten werd al opgeroepen om de berenpopulatie flink “uit te dunnen”. Het is toch niet te geloven. Overigens, beren die mensen aanvallen worden terstond afgeschoten. Op het schiereiland stond de teller in 2003 reeds op 10. Dat is inclusief de 3 jonkies die anders moederloos waren achtergebleven.
Valdez
De volgende bestemming was Valdez. Als ik nu Valdez zeg, zegt dat jullie natuurlijk niets. Maar als ik Exxon Valdez zeg, dan worden jullie natuurlijk wakker. Inderdaad, dit is de plek waar een van de grootste olierampen ter wereld plaatsvond toen een olietanker voor de kust van Valdez op het rif liep. Dat was in 1989, maar de gevolgen zijn nog steeds niet verdwenen.
Doodzonde, want niet alleen de route naar Valdez is een plaatje, ook de baai waarin Valdez ligt. Jammer alleen dat we in heel slecht weer aankwamen niks van al dat moois zagen. We hadden er al de balen van toen... de volgende dag de zon volop scheen en de hemel strakblauw was! Ongelooflijk! In hemelse extase boekten we terstond een cruise in de Prince William Sound, een zee-arm met veel zeedieren en mooie gletsjers. Het was weliswaar een flinke hap uit ons budget, maar wat was het ’t waard. In een tocht van 6,5 uur in heerlijk weer zagen we zee-otters (jeweetwel, van die aandoenlijke jongens die relaxed op hun rug rondobberen), papegaaiduikers, zeeleeuwen (Stellar Sealions), dolfijnen, zeehonden (Harbour Seals), zee-arenden en als absolute klap op de vuurpijl: orca’s. Een clubje van 6 zwom zo langs de boot. Werkelijk fantastisch. De afsluiter was Colombia Glacier, een gletsjer die in zee uitkomt en daar geweldige ijsbrokken in uitspuugt. Zigzaggend tussen de ijsschotsen kwamen we redelijk dichtbij totdat de zee rondom ons was bezaaid met ijsschotsen. Woorden schieten te kort...
Wrangell-St Elias NP
Ten oosten van Valdez ligt een van de grootste natuurparken ter wereld: Wrangell-St Elias NP. Het park, dat groter is dan Zwitserland, bestaat uit ontoegankelijke berg- en vulkaanketens, ondoordringbare wouden en onbedwingbare rivieren. Maar liefst 9 van de Amerika’s 16 hoogste bergpieken zijn hier te vinden. Eigenlijk ontoegankelijk, op een uitzondering na: de McCarthy Road, een uit grove keien bestaande gravelweg van 100km lang die diep het park in leidt. Ooit aangelegd om de kopermijnen in dit gebied te kunnen bereiken. Nou zou die weg voor onze LaRo een lachertje zijn maar niet voor een Mercury Sable. Maar rustigjes aan kwamen we toch waar we wilden komen: bij het plaatsje McCarthy. En weer hoosde het...
Maar... de volgende ochtend bliekten we de tent nog niet uit, of de hemel was weer strakblauw. Het geluk was met ons. Dus wandelden we de loopbrug over naar McCarthy en liepen vervolgens naar de kopermijnen van Kennicott, bijna 10km verder. Die mijnen waren reeds in 1938 uitgeput, maar de overgebleven gebouwen waren heel indrukwekkend. Grappig overigens, hoe overdreven de Amerikanen over mijnen zoals deze kunnen doen. Maastal pas 70-100 jaar oud, maar ja, veel verder gaat hun historie ook bijna niet. Het is het enige culturele erfgoed dat ze hebben.
Nog eens 4km verder lag weer eens een gletsjer, maar nu een waar je op kon lopen. Ha, dacht Rick, dat zal ik ook eens even doen. Eenmaal op de gletsjer aangekomen klom hij al gauw tegen een hellinkje op om op een hoger plateau te komen... en kwam er toen achter dat het te steil was om hoger te gaan... en inmiddels veel te steil om nog af te dalen... en dat het ijs vlijmscherp was. De plaatselijke ijsklimvereniging (met stoere stijgijzers onder hun schoenen) keek er hevig afkeurend naar en Marieke stond bijna in haar broek te piesen van het lachen. Enfin, het duurde even, maar Rick kwam heel beneden, maar met een zuur gezicht... Maar ha, dacht hij, daar kwamen nog twee argeloze toeristen aan. Die gingen vast hetzelfde proberen. En natuurlijk, grandioos falen. Tevreden gingen wij op een heuveltje zitten om ons helemaal aan andermans gestuntel te verkneukelen. Om vervolgens de twee argeloze toeristen in een adem naar boven te zien lopen... en later zo weer naar beneden. Daar was ook geen gein meer aan. En Rick keek nog zuurder...
Eenmaal terug in McCarthy bleek niet alleen dat we ruim 25km hadden gelopen die dag, maar bovendien behoorlijk stuk zaten. Maar een straatfestivalletje in McCarthy deed ons dat gauw vergeten. Vooral toen de live-band uit Equador bleek te komen. Dat was toch niet te geloven, een band uit onze volgende bestemming in the-middle-of-nowhere? Het leek alsof Mariska haast niet kon wachten...
Haines
Gelukkig bewaarde Alaska het mooist voor het laatst. Op 6-8-2003 reden wij via Canada (Yukon) voor de tweede keer Alaska in richting kustplaats Haines. En dit was werkelijk een schitterende route. Bovendien zagen we een coyote en zwarte beer onderweg. Niet overslaan dus als je in deze contreien bent.
En Haines...was een verademing. Gelegen in een schitterende baai, omgeven met besneeuwde bergtoppen, gevoed door vele gletsjers, niet al te toeristisch, heerlijk relaxed en... schitterend weer. En eindelijk ook eens mooie, originele Inuit-kunst. In deze streek leven de Tlingit en hun kunst is erg mooi. Als je in Haines bent, bezoek dan eens de studio’s van Tresham Gregg en je weet wat wij bedoelen.
Hyder
Nou missen jullie natuurlijk nog een ding. Hoe zit het nu met die vissende beren? Dat een beetje internet-research loont blijkt wel uit het volgende.
Na lang zoeken op internet en na gesprekken met mede-reizigers bleek dat er een klein plaatsje bestond in Alaska waar je EN een grote kans had om vissende beren te zien EN de kosten daarvoor minimaal waren EN je er met je eigen auto kon komen. Die plaats was Hyder, in het uiterste zuidoosten van Alaska tegen de grens met BC, Canada. Hyder ligt in zo’n uithoek dat de Amerikaanse staat het plaatsje compleet negeert en Hyder daardoor 100% afhankelijk is van Canada en vooral van buurgemeente Stewart.
Op 10-8-2003 passeerden we voor de 3e en laatste keer de grens tussen Canada en Alaska. Vanuit het plaatsje Stewart rij je meteen het nog kleinere plaatsje Hyder in, ook wel genoemd “The friendliest little Ghost Town”. De weg vanuit Canada richting Stewart/Hyder (zijtak van de Stewart-Cassiar Highway) is overigens erg mooi en beloofde veel...
5km na Hyder ligt Fish Creek, een populaire paaiplaats van zalmen. En omdat de kreek heel ondiep is uitermate populair bij zowel grizzly- als zwarte beren om zicg ongans vet te eten aan zowel chum- als pink salmon.
Meteen onze eerste avond bij Fish Creek was een stevige high-five waard. Een moeder-grizzly met twee jongen struinde de kreek af, ving op spectaculaire wijze een zalm en gaf die aan haar kinders die er wat beteuterd bij stonden omdat de zalm zo groot was. Schitterend!
De volgende morgen om 6 uur was het weer raak. Een grizzly gaf werkelijk een show van jewelste weg. Een uur lang stond het dier in de ondiepe kreek te vissen. Het rende heen en weer, de honderden zalmen spoten door het water en pats, daar had hij er weer een. Het dier was zo vet dat zijn buik over de rivierbodem schuurde. Daardoor vrat hij vaak alleen de hersentjes op van de zalm (jammie) of zwiepte de zalm aan zijn staart uit pure ballorigheid met zijn bek heen en weer.
We zijn 4 dagen in Hyder gebleven. Ondanks dat we vaak uren hebben moeten wachten om een keer een beer te zien, was het wel elke dag raak. Zo kwam de berin met haar twee jongen trouw elke dag op bezoek. Weliswaar meestal vroeg in de morgen of laat in de avond en daarmee het legertje semi-professionele fotografen (en Rick...) tot wanhoop drijvend, maar toch. Niks geen 500$ per persoon, gewoon de natuur voor iedereen beschikbaar.
Even over beren: grizzly’s zijn niets anders dan bruine beren. Daar hebben wij er in Europa ook nog en stuk of 8 van rondlopen in de Pyreneeen. Waarom heten ze dan grizzly? In Amerika slaat grizzly op de (kleinere!) bruine beren die meer inland leven en bijvoorbeeld niet op de (veel grotere) Kodiak-beren die aan de kust leven.
Toch zijn en blijven grizzly’s gevaarlijk. Op onze 3e Hyder-dag was het gesprek van de dag een gids die die middag was aangevallen door een grizzly en per helipcopter moest worden afgevoerd met serieuze bijtwonden...
Maar Hyder heeft nog meer te bieden, namelijk Salmon Glacier, de 5-na-grootste gletsjer van Alaska en bovendien de enige die per auto helemaal tot aan het ijsveld kan worden gevolgd. Spectaculaire vergezichten!
In Hyder kwamen we helaas ook in aanraking met een minder aantrekkelijk fenomeen van Alaska. Het muggenprobleem was tot dan toe niet zo groot gebleken als in Yukon. Maar dat kwam ook omdat de volgende plaag voor de deur stond: black flies. Miniscuul kleine vliegjes die toch gemeen hard konden steken. Geweldig allemaal. We verheugen ons nu al op de sandflies van Nieuw-Zeeland...
En daarmee kwam werkelijk een einde aan Alaska. Een staat die formidabele landschappen biedt, maar lang niet zo ongerept bleek voor de doorsnee reiziger. Alleen als je diep in de buidel wilt en kunt tasten, kan je werkelijk ongereptheid en stilte vinden. Ja, ook hier kost werkelijke stilte geld. Veel geld... En de Amerikanen...ach, laat maar...
Toch denken we ooit terug te keren in Alaska. Maar dan met de tent op de rug de natuur in na een dropping per vliegtuig in niemandsland!
PS. Voor de geinteresseerde mede-reizigers: hier volgt onze route in Alaska. In de US veranderde Canada’s Top of the World Highway in de Taylor Highway. Die bracht ons naar het plaatsje Tok. Vervolgens pakten we de Alaska Highway weer op naar Delta Junction en Fairbanks. Van Fairbanks naar Anchorage voerde de Parks Highway, waarbij we onderweg Denali NP bezochten. Vanuit Anchorage bezochten we het toeristische Kenai Peninsula via de Seward Highway naar Seward en de Sterling Highway naar Homer. Eenmaal terug in Anchorage bracht de Glenn Highway ons naar Glenallen, de Richardson Highway naar Valdez, de McCarthy Road naar Wrangell-St Elias NP en de Tok Cutoff weer terug naar Tok. Uiteindelijk reden we via de Alaska Highway weer naar de Canadese grens (met Yukon). Twee dagen later keerden we terug in Alaska via de Haines Highway naar Haines en amper een week later nogmaals naar het plaatsje Hyder. Alle wegen waren prima berijdbaar, meestal asfalt en hier en daar gravel. De McCarthy Road is het ruigste: vooraf even informeren naar de staat ervan.
Oja, nog even klagen: het aantal RV’s in Alaska is ongelooflijk hoog. En hun gedrag irritant bovendien. Stonden we heerlijk rustig op een camping in the-middle-of-nowhere, kwam er weer zo’n Boeing 747 naast ons staan en ging terstond een of ander generatortje aan voor afzuigkap, fohn of stofzuiger. Weg rust! En vaak bleven die mensen binnen zitten en genoten nog geen minuut buiten van de omgeving. Rare jongens, die Amerikanen...